’t is niet dat ik nu welig wil tieren, en/ of zwijgen
Het is meer dat ik ineens het kaarsrecht wil doorbreken
Niet om je dromen te kraken, of je weer wil zien te krijgen
Maar ergens moeten we toch de fles Verandering aanbreken
Weet je nog lief, hoe we daar, in de dierentuin ‘vrij’ keken
Dat we daar nog hand in hand en vooral ongegeneerd
zochten naar stille plekjes waar we elkaars haren streken
Heeft het tij, dat kwam en ging, zich tegen ons gekeerd
Hebben we naast de affectie inmiddels samenleven afgeleerd
En kunnen we die, bij de supermarkt, ineens opnieuw afhalen
Dat we het eens zijn over een avondmaal en alles opveert
Dat de koffietafel een feestmaal wordt voor de wijlen kannibalen
Je vlezige hitte weer over me voel stijgen en dalen
Dat we elkaar, in plaats van de dagen, aan elkaar rijgen
De verwarming spelen voor de koude en kille zalen
En, willen we dat bereiken, moet ik dan tieren of zwijgen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten