Inmiddels strijkt ze met rood over haar lippen
Die eens zo onschuldig wisten te reppen over
Dat wat we de miserie van anderen noemen
Haar ogen zijn donker geworden en zwijgen
alleen nog maar, ze kunnen niet anders, in
dit landschap boven het onontgonnen
Haar lach heeft ze laten bleken, zodat het
schel klinkt over de pleinen van de metropool
de juiste toonhoogte van haar kompanen
Als je de inhoud opvult met lucht
Perst dat niet juist jou weg?
En als je dan naar me kijkt
Herken je me dan nog?
Vraag je me te zitten en zeg
Je dan, ‘goh, lang geleden’
Als Rottumerplaat naast de toeristenoorden
Drijf ik weg naar waar ik jullie taal niet
Spreken zal en uiteindelijk ongemakkelijk
Zal ik weglopen uit een select gezelschap
Je lippen koesterend zoals ze eens waren
Zachtroze met uitgesproken woorden
Een steek in de maagstreek is het eerste
dat ik voel, het is je vinger die het
verlaten idealisme in me prikt
Geen opmerkingen:
Een reactie posten