De bus stopt. Zijdelings is een huiskamerraam waardoor ik de
muur binnen kan zien. De hoek is zo dat er geen reflectie is. Het huis is
gebouwd in de jaren ’70 en als je een beetje fantasie hebt zul je veel groen
zien in huis. Groen met oranje; het zal er niet zijn, maar op dit moment doet
dat er niet toe. Aan de muur hangen drie reproducties van de baby’s van Marlene
Dumas. Op slag van deze conclusie concludeer ik dat hier sympathieke mensen
moeten wonen en dat zij ware kunstliefhebbers zijn. Mensen die op een
zondag eropuit trekken om nog eens een opening bij te wonen en als ze dat niet
doen dan luisteren ze vast naar Eric Satie onderwijl ze boeken verslinden en in
de namiddag port drinken, met kaasjes.
Het huis mag spuuglelijk zijn aan de buitenkant; het huis
binnen zal zijn charme hebben, ik voorzie een grootse boekenkast met wijd
uiteen lopende boeken. Van kunst naar filosofie, van Literatuur (met
hoofdletter) naar geschiedenis. Wetenschap en kunsten verenigd in een
boekenkast. Ik zie een eminence grise,
niet ouder dan ikzelf, een jaar of 36, maar belezen, rustig en wereldwijs. Ik
zie een zoon met een goed voor de dag komende naam (licht Vlaamse zweem) die de
gehele dag met zijn neus in de boeken zit, of misschien nog wel wat jonger is
en dagelijks met zijn vergrootglas naar de structuur van hout kijkt, of steen,
of insecten, of naar de panty’s van zijn moeder, die, het liefst in
zomerjurkjes loopt en al met al minstens zo belezen is als de pater familias,
hoewel, mocht ze dat niet zijn, dan toch zeker een biologe, een lerares Latijn,
een tandartsassistente met plezier in haar baan.
Als de bus zijn stilstaan stokt en schokkend –met een zucht-
in beweging komt schift het beeld op het raam. Daar waar de foto’s eerst
reproducties van Dumas leken, blijken het feitelijk imitaties van Dumas te zijn,
genomen door een beroepsfotograaf die zijn eigen fantasie slechts kon scheppen
uit de poel der reeds geschapen kunst, en de kinderen: waren de echte kinderen
van het plots povere en smaakloze stelletje dat in dit huis zou moeten wonen.
Het waren twee minuten ‘gelijkheid’ die ik had. Ik keek een
huis in en had de eminence grise willen
zijn, met zijn vrouw, die tandartsassistente zou zijn. Ze kon lachen als de
eerste engelen, toen bleek dat die dingen op de rug ze in staat stelden te kunnen
vliegen.
Het beeld schift, een farce die mij een kortstondige
fantasie gaf. Een paar minuten hopen dat er anderen waren die leefden naar mijn
utopie. Ik kijk de bus rond; zoek naar een blik van iemand die hetzelfde geregistreerd
zou moeten hebben, maar de ene kijkt op zijn smartphone, de ander lijkt zich
bezig te houden met het meisje dat tegenover hem zit en de rest is te oud. Te
oud om nog te dromen, maar te jong om er het zwijgen toe te doen getuige de
enthousiaste verhalen die mijn oren penetreren over de heerlijke koffie bij de
Hema in Maastricht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten