‘Hoe wil je het hebben?’
Ik probeer haar aan de hand van mijn oude kapsel en mijn
vocabulaire uit te leggen hoe ik mijn haren precies geknipt wil hebben. Faal.
Op mijn mobiele telefoon laat ik een foto van mijzelf zien.
‘Daar kan ik wel iets mee’.
Ik hoop dat ze gelijk heeft anders zou het een kapster van
niets zijn.
‘Wilt u uw haar gewassen hebben?’
Hoewel ik niets vervelender vind dan mijn nek in de
uitsparing van een wasbak te leggen en warm water in mijn oren moet voelen
sijpelen, stem ik toe. Het maakt het werk makkelijker. Ik ben een pleaser. Wanneer
ze me voor gaat kijk ik naar haar kont. Mooi.
Ze praat veel en ik moedig haar aan omdat ik weet dat ze dan
meer tijd zal besteden aan mijn haren en ik voorlopig niet terug hoef naar de
kapper. Ook, dat zal ik maar beamen vind ik het prettig dat ze haar
schaambot af en toe tegen mijn schouder duwt. Er zit een dun, zacht laagje vet
overheen. Tussen mijn schouder en haar vlees zit een zeil. Meer niet. Nou
vooruit, een t-shirt.
Als het gesprek bij haar hond aan is gekomen, merk ik dat ik
niet echt meer naar haar luister, maar louter geniet van de aanrakingen en haar
mond die glimlacht. Ik zoek de ogen in de spiegel, vind ze. Zwaar opgemaakt
slaat zij ze neer. Ter hoogte van haar rechterborst hangt een naamkaartje met
de naam Chayenne.
Bij de eerste vragen naar mijn leven antwoord ik summier,
suggestief, zodat ze me meer moet vragen om achter de hele waarheid te komen.
Een waarheid die verre van spannend is voor een meisje als Chayenne, maar die
ik gaandeweg wel op kan poetsen met voorbijrazende auto’s, porseleinen beeldjes
die ik abusievelijk liet vallen in de kamer van mijn moeder, de poedel die
Poekie heet en die zo heerlijk op de bank kan liggen, de voetbalwedstrijden van
mijn vrienden, de zwarte Golf die nu bij de garage staat voor een verfbeurt en
meer van dat. Ze gaat voor de bijl. Even denk ik dat ik verliefd ben op dit
meisje. Het zou zo maar kunnen, immers zijn er in de wereld wel meer
onwaarschijnlijke stelletjes die een zielsgelukkig paar vormen. Althans voor de
buitenwereld, denk ik meteen daarna. De wereld -ook bij de kapper- draait om leugens.
Als ze me voor de tweede keer voorgaat, draag ik geen
verhullend zeil meer.
‘Hebt u ook een klantenkaart?’
Ik overhandig hem, ze kijkt naar de kaart.
‘Ik kan deze niet accepteren, er zit geen foto op.’
‘Dat komt omdat mijn kapsel niet goed zat’, een grap die
haar ontgaat en mij het volle pond kost.
Gelukkig hoef ik voorlopig niet naar de kapper.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten