Blijf bij mij
De radio in de auto staat aan. Er rijden te weinig auto’s
over de snelweg om ons echt druk te maken over het verkeer. Een rechte, lange, brede weg. We rijden naar de zon toe, achter ons doet de nacht niet eens moeite
om ons nog bij te benen. De nacht is een geduldig creatuur, zonder haast trekt
hij zich terug, wetende dat een andere keer zijn kans zal komen.
De radio draait nummers die niet in ons plaatje passen. Niet
nu. We switchen naar andere zenders. Muziek die ons niet laat denken aan onze
leeftijd, of vergankelijkheid, of wat dan ook. Muziek die ons even laat vergeten,
maar alles klinkt zo bekend, vrijwel alles heeft zich gehecht aan ons bestaan
en omdat alles zich heeft vastgehecht aan ons bestaan is het lastig zoeken. De
keuze is beperkt. Het aantal zenders komt niet over de 6 heen.
We schudden ons hoofd bij de ene zender, kijken elkaar aan
bij de volgende. Dan staken we onze zoektocht omdat we weten dat we voor altijd
en eeuwig door kunnen zoeken naar iets nieuws. We willen ons onthechten, even
niet meer in deze wereld leven en dat lukt niet met de radio.
We reden de hele nacht, de navigatie had verscheidene
plekken aangewezen waar onze reis naar toe zou gaan. Moe waren we. Flauwe grappen
namen de overhand, zoals dat gebeurt bij vermoeidheid. De loom- en meligheid
namen de controle over. We probeerden iets te doorbreken.
Kun je begrijpen dat, in sommige gevallen, er naarstig gezocht
wordt om een gemoedstoestand, of ingeslopen patroon te doorbreken? En als je
dat kent, hoe doe je dat dan?
We hadden willen slapen denk ik, uren, jaren. De moeheid in
ons lijf hadden we niet meer willen negeren, we zouden er weldra aan toe moeten
geven. De ogen sluiten, samen een rustige ademhaling vinden. Draaien tot je
lekker ligt. Behaaglijk, naast elkaar wegzakken in de zoete dromen.
Het fijnmazige wegennet wordt langzaam bevolkt door medeweggebruikers,
zonder dat wij ook maar iets los hebben kunnen laten. De nacht die inmiddels
achter ons lag, had sporen achtergelaten die ons de komende weken zouden
achtervolgen. Een enkel telefoontje. De nacht is een geduldig creatuur –ook bij
lengende dagen.
We hadden nu, even, alleen elkaar. Mijn ogen gleden over
haar lichaam, haar ogen gefixeerd op de weg. Misschien was het de vermoeidheid,
misschien het repetitieve patroon van de strepen op de weg.
Paul de Leeuw, zet zijn meest emotionele stem op, gevolgd
door Ruth Jacott die, vol geveinsd gevoel, De Leeuw antwoord geeft. Haar ogen
draaien van de weg, ze kijkt me even aan, dat voel ik. Zonder iets te zeggen
weten we dat er iets is doorbroken, dat de ontspanning ons even echt bezoekt. We
lachen zonder geluid, we zijn bijna thuis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten