I
Heel
even maar, zwelt de muziek aan
Een
hemelvaart aan geluid die neerploft
Op
het broze weifelende lijf
Niets
minder dan zevenhonderd
Misschien
wel meer, stalen klappen
Op
het gehoor, de ogen, alles
Niets
blijft onbedekt
Als
water
Dan
stap ik binnen, kijk rond
Ongelijke
stappen kraken op hout
Een
kruk, een tafel, ik ben al laat
Als
ik zit en bier drink, voel ik je ogen
Die
van jou beantwoord ik niet
II
Als
je lijnen trekt over de weg die ik nam
Zul
je rondjes tekenen, wijde, smalle
Op
de kaart zal deze plek een gat krijgen
Alle
kroegen zullen gaten zijn
Cirkels
over een land, een continent
En
steeds ontwijk ik je ogen
Hoe
bombastisch je orkest
III
De
adem is een percussionist
de
roffel van je brom
En
alleen zul je duikvluchten
Op
het repetitief couplet
Alles
ingegeven
Door
de slok en de snaar
Die
elkaar niet mogen treffen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten