woensdag 30 mei 2012

Ik kwam in de Efteling, maar de Python deed het niet

Mijn uitstapje staat voor de deur. Ik heb een budget om boeken te kopen en kijk daar naar uit. Een dag waar ik speciaal mijn bril voor poets –iets waar ik normaal gesproken lak aan heb, tenzij ik echt niets meer zie. Meestal doe ik voor een dergelijke dag wat voorwerk. Ik kijk naar mijn boekenkast en bemerk dat ik titels mis. Ik ga de schrijvers langs en laat flarden van de verhalen langs me heen glijden. Waar heeft mijn hoofd zin in? Waar ligt het spanningsveld op dit moment? Wat is het laatst gelezen boek dat ik op mijn nachtkastje heb liggen, of wat nog in mijn tas zit, omdat afscheid nemen van het verhaal te abrupt zou zijn? Geleidelijk aan moet je afscheid nemen. Zodat je in kan stromen in een nieuw verhaal. Iets wat aansluit, of zich er van distantieert. Ik dwaal af.

Mijn hoofd zit in de boeken die ik heb. Ik open een internetpagina en struin virtueel langs wat titels. Voor 17:00 besteld, de volgende dag in huis. Ik bestel niets. Ik weet niet wat te kiezen en bemerk dat mijn rondspringende zoon de televisie bijna van zijn sokkel trapt met zijn strandbal, die voor de gelegenheid is opgeblazen om hem reeds te verlekkeren met de aanstaande vakantie. Ik merk dat de deur open waait, de kat begint te miauwen, en er drinken ingeschonken moet worden voor de inwendige mens. Ik kom niet verder dan drie titels die ik reeds bij de Bruna in mijn hand heb gehad en weer terug heb gelegd.

Morgen is mijn dag om te gaan. Het klinkt misschien vreemd maar ik kijk daar echt naar uit. Met mijn all stars banjeren tussen de boeken. Betasten, bladeren en dat alles met enig eerbied -zonder aan boeken te ruiken, dat vind ik smerig. Toegegeven kijk ik ook altijd even of de dichtbundel waar ik in sta ook tussen alle boeken ligt, en zo af en toe zie ik er één staan en koop ik die. Altijd handig als er iemand jarig is.

De dag voordat ik ga is er één van bezinning. Niet meer kijken naar de boeken, ze zitten in je hoofd. Ik zeg mijzelf rustig te blijven, maar in mijn borst is de onrust al. Het pruttelt als een kind die morgen op schoolreis gaat en deze dag al de pakjes fristi heeft mogen uitkiezen in de plaatselijke supermarkt. Joepie.

Dan is het zover. Ik neem de bus naar de grootste stad in de buurt. Fikse ongeduldige stappen, een toiletbezoek uitstellen en over de drempel van de boekenwinkel. Een zucht. Ik ben er. Het kind dat de eerste stapjes, gedurende zijn hernieuwde kennismaking met een uigestrekt strand, zet. De ogen schieten door de winkel. Literatuur, literatuur. Aha. Met twee treden tegelijkertijd (en dat moet er komisch uitzien want ik ben een uiterst klein mannetje) loop ik de trap op. Literatuur!

Op die verdieping met de boeken naar smaak. Maar wacht. Ik moet zoeken. Reisboeken. Kookboeken. Thrillers en eettafels met stapels. Achterin vind ik het enkele schap literatuur. Ik banjer schoorvoetend en een beetje mokkend naar de kasten. Begin bij het midden waar de H. staat. Een ingepakte versie van deel drie van de verzamelde werken van W.F. Hermans. Een deuk in de kaft. Deel één bezit ik niet maar is klaarblijkelijk niet voorradig. Ik zoek naar Edgar Allan Poe, maar dat hebben ze niet, ik zoek en zoek maar vind niets.

Op het strand neemt de wind toe, de korreltjes aan zand slaan het kind in het gezicht. Wolken pakken zich boven de zee samen. Ik pak HhhH op. Het boek dat een complete plank inneemt. De kaften als een filmrol naast elkaar. Een hele plank denk ik. Een hele plank. Het pakje Fristi begint te lekken in de rugzak. De strandbal van mijn zoon is zelfs al lek. De kat die miauwde deed dat voor het laatst want sterft deze avond nog. Van Adriaan van Dis staat er slechts Tikkop, van Mullisch alleen nog Twee Vrouwen. Wolkers staat er niet eens tussen. 14 exemplaren van 1q84 van Murakami. Geen Sartre, Dahl, Bukowski, Vonnegut. Geen Voskuil, Couperus, Virginia Woolf, een enkele Kafka, geen Celine, Miller, een Brusselmans en twee dezelfde uitgaven van Bret Easton Ellis. Voor me zie ik een schap chips, met slechts drie smaken. Op de tafels ligt brood met schaars beleg. Een kopie van de enkele kast, alleen reeds klaar gelegd. Ik druip af. Loop wat dwaas en stil door de straten.

Terugdenkend aan de bibliotheek, waar rijen aan kasten op een grindtapijt stonden, ruggen van boeken die schreeuwden om het hardst. De designwinkel die ik achter me laat biedt ruimte aan veel meer dan de schare aan boeken die ik daar vond. Als romanticus had ik willen zoeken, mijzelf willen overmannen door twijfel. Willen denken dat ik iets te kiezen heb. Uren tussen de boeken lopen. Een stapel twijfelgevallen in de hand. Een blaas die knapt en maar blijven kijken.

Ik kwam in de Efteling, maar de Python deed het niet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten