woensdag 3 mei 2017

Het lezen van Americana door Joost Zwagerman


Op de achterkant van Americana van Joost Zwagerman staat 'Wie dit leest, die wil films zien, musea bezoeken en boeken verslinden. Het liefst allemaal tegelijk en zoveel mogelijk' – Trouw. Hoezeer dit een subjectief statement is, geldt deze zin voor mij als onbetwistbare waarheid. Het hele boek schuurt zo lang als mogelijk over de alledaagse beslommeringen totdat deze naar de achtergrond verdwijnen en er slechts nieuwsgierigheid overblijft. Het zachte stemmetje schreeuwt in het hoofd dat het verder moet lezen. Over Willem de Kooning, Jasper Johns, John Updike, Philip Roth, Madonna en Prince. Met kirrend plezier zie je het volgende essay al klaarstaan over bijvoorbeeld Mark Rothko en je weet op voorhand al dat je dat werk wederom weer wil gaan zien. Het is een boek om in op te gaan. Een boek dat, zoals elk goed boek, tot de laatste bladzijde verslonden wil worden en het liefst zo snel mogelijk, met in het kielzog van de haast, de aankomende spijt. Spijt omdat het uit is en er niets meer te leren valt.

Americana, en met name The Painted World, slingert mij terug naar mijn tijd op de kunstacademie te Breda. Angstvallig dichtbij komen mijn eigen gevechten met het tweedimensionale vlak dat ik heb proberen te vullen met de diepste wensen en verlangens. Aangespoord door de drang mijzelf te verlossen van mijn grenzen zat ik uren aan mijn bureau, de staat van leegte en trance proberen te grijpen, al dan niet met de klanken van de Manic Street Preachers uit mijn computer die mij de realiteit uit het oog moesten laten verliezen. Ik en het lege blad. Ik en de honderden gevulde bladeren, de glazen wijn, de grond bezaaid met potloden en mijn verslaving aan de uitspattingen gevolgd op woeste tekensessies.
De kunstacademie als roes opnieuw ervaren. De bemoedigende woorden van de docenten die iets in het werk zagen, hingen er als rijpe appels voor het plukken. En ik heb ze niet geplukt. Oogsten zonder te zaaien. Het hoofd onder het maaiveld houden, vanwege angst en op mijn hoede voor de arrogantie waar ik zo vatbaar voor ben. Geïntimideerd door de kennis van de klasgenoten, waarvan er ogenschijnlijk een paar geen moeite hadden om zich te profileren als talenten en het vermoedelijk waarmaken op dit moment. Het komt allemaal terug als de realiteit die ik zelf heb meegemaakt, maar geforceerd heb weggeduwd uit het huidige leven.
Het werk van het schuchtere, sereenstille meisje, dat zelfs tussen de paria's van de kunstacademie niet thuis leek te horen, dat mij zo verontrustte dat ik er dagen van ontdaan was. Werk waar ik kippenvel van heb gekregen. Werk dat mij nu nog iets doet. Het bestond uit niets meer dan kleine geschreven blaadjes. Flarden van gesprekken die zij secuur op had geschreven. Honderden waren het er. Korte verhalen van ongrijpbare mensen. Bijna fluisterend vertelde ze dat zij tijdens de markt op een terras was gaan zitten en alle woorden die ze er hoorde op kleine papiertjes had geschreven. De ruimte, een kleine ruimte onder het trappengat had ze gebruikt om al die flarden op te hangen. Kriskras door elkaar. Het resultaat was een onweerstaanbaar gefluister in het hoofd. Het geroezemoes was teruggebracht tot een stilte die duizend stemmen droeg. Het werk was voor mij overweldigend en de kleine ruimte werkte benauwend. Overspoeld door duizenden speldenprikjes van stemmen kon ik me indenken hoe fragiel de maakster zich opgesteld moet hebben. Ze moet zichzelf weggepoetst hebben en als louter observator in dienst van de ander hebben zitten luisteren, maar was geen werk dat poogde “de ander” te laten zien. Het was een werk waar de maakster zichzelf liet zien als observator, al dat gefluister zorgde ervoor dat je haar zag temidden van het tumult. Al die honderden briefjes maakte mij nederig en klein tot de dag van vandaag.
Ik proef weer aan de onzekerheid van de academie en herinner mij een klein werkje. Een leeg bierglas met op de plek waar normaliter de lippenstif zou zitten kleefde het roet. Alsof Lucifer zelf gedronken had van het pure glas. Het meisje dat het maakte, en ik weet haar naam niet meer, was er niet tevreden over en vond het niet goed genoeg, hetgeen door de aanschouwers weersproken werd en ik denk dat het terecht was.
De academie als film voor mijn ogen. Mijn tekortkomingen. Het dwangmatig op zoek gaan naar de eigen grenzen en die proberen te verbrijzelen. Ik zie hoe ik mij heb proberen te overschreeuwen. Hoe ik mijn populariteit om heb zien slaan en het laatste jaar verprutst heb omdat ik te dichtbij kwam. De vorm veranderde en het omslagpunt zat hem in de kritiek die ik toe heb gelaten op het eigen werk alsook in het acteerwerk dat ik niet op kon brengen omdat het alter ego dat ik zorgvuldig gecreëerd had teneinde een masker te zijn, doorprikt was. In het laatste jaar heb ik de angst laten zegevieren en was het acteren op. Het laatste jaar betekende het einde van de kunstacademie voor mij met als summum afgewezen voor de tweede fase. Ik droop af van de academie af om er nooit meer naar terug te keren.

En nu, met het lezen van Americana word ik hard om mijn oren geslagen door mijn eigen geschiedenis. Het borrelt en broeit. Het peurt langs mijn oude begrenzingen met een roestige spijker in een ultieme poging de oude barrieres alsnog op te heffen. Het houdt mij mijn naïviteit voor. De naïviteit dat ik uit de beelden alles kon lezen en dat begeleidende tekst en beweegredenen voor de gemaakte kunstwerken er niet toe deden. Het grote 'wat als' spookt door mijn hoofd. Wat als Americana mij ten tijde van de academie had bereikt en ik de platheid van mijn eigen werk in het laatste jaar had gezien, dat ik het geduld en de concentratie van eerdere jaren (hoe onorthodox deze ook waren) vast had weten te houden met het geloof dat ik door kon zetten. Stel dat? Maar als ik daar aan toe geef word ik als de anekdote die op de academie circuleerde waarin een van de docenten nooit op de afdeling autonome kunsten kwam omdat hij in huilen zou uitbarsten omdat hij in zijn ogen gefaald had als beeldend kunstenaar.
Beter omarm ik mijn naïviteit en arrogantie als gedane zaak en laat ik mij overspoelen door de kunstbeschouwingen en de liefhebberij van Joost Zwagerman om vervolgens te accepteren dat er altijd nog iets te leren valt en niet te vechten tegen de bewondering en deze dapper toe te laten.Dat ik spijt zal voelen wanneer het boek uit is gelezen is inherent aan het lezen van boeken, zoals dat het is wanneer je een overweldigend kunstwerk achter moet laten. Daartegenover staat, in aanvulling op de zin achterop het boek, dat dit boek wellicht een nieuw begin is. Dat Americana, naast de wens films te zien, musea te bezoeken en boeken te verslinden ook zorgt voor hernieuwde inzichten die het maken van nieuwe films, het schrijven van boeken en het maken van kunstwerken mogelijk maakt, zoals inderdaad een overweldigend kunstwerk of een exceptioneel boek kunnen dwingen tot schrijven of het beschilderen van doeken. Zoals het bij mij nu doet.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten