Je vertelt me sprookjes in het wijkende avondlicht
terwijl ik al een poosje ril bij een gestorven haardvuur
kruip je tegen me aan, met een arm en de holte daaronder
waar ik lig en bid dat er een einde komt aan de aanstaande nacht
Over twijgjes bewegen stille geluiden die ik almaar fantaseer
zo zijn er wezentjes die geen ogen hebben en transparant wit
voelen en bewegen op de tast eten de adem van kinderen
ook zijn er rode rupsen waarop de strijders zitten met naalden
(van fijne dennengeur)
In de nokken van de bomen fluistert blad met oogjes
en tanden tussen elke nerf hangen zij naast het fruit dat
zover ik weet de munitie is die de tent zal raken erdoorheen
in mijn borstkasje -door de lucht komen de lantaarns vol vuur
En ik lig onder je arm bang en koud en je vertelt me sprookjes
hoe het zoet is en alles goed komt en ik geloof je want
de witte en de rode ook bladeren in de lucht waken over ons
opdat ons niet zal gebeuren en ik geloof je als je zegt
We leven nog lang en gelukkig
Je torent zo hoog als we de tent inkruipen en ik me veilig voel
door je immer zoete woorden zal ik slapen op de dunne laag tussen
mij en de woelende aarde; draagt jouw adem mijn slaap en droom ik
je zei me, ze leven nog lang en gelukkig
dat is niet waar pap
dat is een sprookje
Geen opmerkingen:
Een reactie posten