vrijdag 27 januari 2012

Slagzinnen

“Hoe komt u tot de inspiratie van al uw verhalen”, vroeg de dame aan de heer.
“Ik schrijf graag eerste zinnen, vanaf daar volgt de rest”.
“Hoe bedoelt u?”
“Ik geef u hiervan een paar voorbeelden, hier in mijn boekje bewaar ik ze. Het zijn er duizenden, ik lees u er een paar voor. Met uw permissie uiteraard”.

De dame knikte.

“Vanaf een afstandje leek het meisje met de paardenstaart een diva die op blote voeten zou grossieren in talloze slaapkamerscènes, waar zwart-wit beeld een pre was en witte filtersigaretten zorgde voor het nodige grijs in de opkringelende rook”.

“Toen Saïd opkeek in de klas, de monden stil werden en de hoofden naar hem draaide, gaf hij het antwoord waar niemand op gerekend had en verspilde met dat antwoord zijn smetteloze reputatie bij de leraar”.

“nu de boekenkast eindelijk tegen de wand gemonteerd was kon Tietske even rustig gaan zitten op de bank voor haar altaar van Heilige Vreeden en Eeuwige Rust, niet wetend dat daar de spijkers nog lagen”.

“Bij het ontwaken van de ochtend, mocht het geen wonder heten dat Tacitus, door vrienden Tata genoemd, nog op één oor lag”.

“Onder toeziend oog van de in kokkerrok gehulde dame met opgestoken blond haar, dat als een bloemstuk achter op haar hoofd rustte, gaf ik mijn interview af tegen een betaling van enkele euro’s die me het vereiste eten van deze week zouden verschaffen”.


“Dit zijn wat voorbeelden mevrouw”.

“Dus u schrijft een soort slagzinnen die u zelf afmaakt”.

“Ja!’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten