vrijdag 20 januari 2012

Episch Gedicht

Ik moet een episch gedicht schrijven. Zulks is mij opgedragen. Ik schreef nooit een episch gedicht, en bij het pogen een dergelijk gedicht te lezen, waren mijn gedachten al snel afgeleid. Dreven ze van de tekst af naar de televisie, naar een krekel die in mijn hoofd viool speelde, naar de krassende nagels van de kat op de paal.

Gisterenavond las ik fragmenten uit: het ‘Het verhaal van Aeneas’, flarden uit ‘De Goddelijke Komedie’, en liet ik mijn ogen over de zinnen van Homerus glijden.

De liederlijke tekst. Geschreven om te onthouden.

Maar vier pagina’s lang zou ik zelf niet op kunnen brengen. Niets consistents in ieder geval.
Rijmen. Ik zou het niet kunnen. In de opdracht die mij ten deel kwam zou ik schromelijk falen.

Op voorhand.

De ochtend bracht een andere kijk. In de zee van tijd, die als een uitgestrekte oceaan voor me lag, bleek tijdens de busreis plotsklaps alles mogelijk. Falend zou ik misschien deze dag eindigen, maar niet voordat ik geprobeerd had een tekst uit te schrijven die voor een Episch Gedicht doorkon.

Verwoede pogingen in mijn Moleskine ten spijt, tijdens de één uur durende reistijd, lukte het me niet om de ene volzin op de volgende te laten rijmen. Ik ben niet getraind.

Ik geef je de opdracht terug.

De opdracht van het epische gedicht;

In uw ogen faalde ik schromelijk, als ten doden opgeschreven
Bracht ik u, mijn hommage terug naar vluchtig geschreven
Notities en rijmelarij zonder kanonnen of averij

In deze zwarte krabbels in mijn Moleskine
Kwam ik niet verder dan een regel of tien



2 opmerkingen: