zondag 22 januari 2012

Het licht tegemoet zien

Hendrik had een dermate sterk geloof in zichzelf, dat hij zich zelf in staat achtte –en dit meen ik- om in het holst van de nacht een rijdende trein tot stilstand te brengen door op het spoor te gaan staan en zijn hand slechts naar de koplampen toe te richten, dit alles natuurlijk volledig gehuld in het gitzwarte van een maanloze donkerte. Zo was Hendrik. Al vielen de mussen bij bosjes dood van het dak, Hendrik zou blijven preken dat de wind hem in ieder geval genoeg verkoeling bracht.

Ik leerde Hendrik kennen tijdens een bijeenkomst van het werk. Hendrik zat vooraan, twee stoelen naast mij en praatte honderduit met een dame die –zo scheen- aan zijn lippen hing. Nu ik zelf niet zo’n praatgraag persoon ben in de omgeving van nieuwe mensen, luisterde ik met een half oor naar Hendrik. Een spervuur kwam zijn mond uit. Het ging zo rap en zo snel en met zo’n enthousiasme dat ik de woorden niet meer kon volgen.’Ik’, dat hoorde ik nog het meest.

Wij zouden beide voor deze mensenmassa een woordje doen over hetzelfde onderwerp.

Hendrik was eerst.

Hendrik die met zijn lange benen en zijn geblokte blouse, die strak ingestopt in de broeksband zat, zijn stekeltjeshaar en zijn brilletje monter het podium opstapte.

“Hoi ik ben Hendrik, ik schreef voor u een gedicht over dit onderwerp. Het is een zeer volwassen gedicht. Ik ben namelijk ook dichter. Het leek mij leuk in plaats van een powerpoint presentatie een keer iets anders te doen.”

“Als een fiets door een landschap zo groen
Weet dan wat u moet doen
U tringelt met uw mooie bel
Want dan horen omstanders u wel

Als u dan plots de wekker hoort
En een nieuwe dag is aangeboord
Stapt u dan vrolijk uit bed
Voor heel wat pret

Want hier onder de vleugels van onze baas
Is het elke dag brood met dure kaas


(ik hoorde gegniffel om me heen. De dame naast mij had haar hand voor haar mond en kneep haar dijen tegen elkaar om niet in haar broek te plassen van het lachen. Hendrik bleef vrij serieus hieronder, hij verwachtte een daverend applaus)

Koffie en thee en water te over
Nee, onze baas is geen rover

Dus om naar het onderwerp toe te gaan
En waarom hij zei ‘Ik moet u ontslaan’
Kon ik niets anders zeggen dan verhip,
U heeft gelijk in deze economische dip”


Het applaus wat uitbleef werd door een hardgelach vervangen. De vrouw naast mij holde naar het toilet. Ik schudde mijn hoofd, en poogde mijn gelaat strak te houden.

Hendrik bleef stoïcijns staan, en maakte een lichte buiging. “ook heb ik voor u een kopie meegenomen van mijn gedicht, en ook –zo’n goede spreker was het dus niet- een verhaal over geloof in je zelf. Ik doe dat wekelijks in brievenbussen van mensen. Het leek me wel leuk om dat ook aan u mee te geven in deze moeilijke tijden.”

Toen de gemoederen waren bedaard en mijn beurt was geweest, was de middag met het thema “Vecht uw ontslag aan –georganiseerd door uw ondernemingsraad” afgelopen. Een paar weken daarop kregen we allen te horen dat er weliswaar geen ontslagen zouden vallen, maar dat er wel geschoven zou worden met personeel.

Hendrik kwam tegenover mij zitten op mijn kantoor.
Een week later pakte hij de trein van 00:43

Aan zijn kant van het bureau een fotolijstje met een poedel, en ingelijst een welgemeend pamflet, “geloof zit in je zelf”.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten