donderdag 26 januari 2012

Extatische liefde

De krater die zij, na wikken en wegen en twijfel en angst, in mijn ziel sloeg had een omtrek van om en nabij de 54 centimeter.

Ik hou van haar als de dag van gisteren die mij mooie dingen bracht. Immers smaakte de koffie bij het ontbijt, lag er voor de klok tien uur sloeg een pakketje op de deurmat, en had ik de liefde bedreven in een extatisch drijven. De zon scheen, maar niet hinderlijk op het tv-scherm, van waar ik te horen kreeg dat de huizenmarkt opkrabbelde. Er waren meerdere redenen om de dag van gisteren te koesteren. Mijn mailbox –bijvoorbeeld- had vol gestaan met goed nieuws.

Ik was een rijk man.

Deze middag schreef ik haar. Overvallen door een warmtegevoel van gelukzaligheid die het sentiment aanwakkerde kon ik niet anders dan drank inschenken en mezelf met een pen en papier nestelen op de bank. Eventjes. (Ik gunde mijzelf niet veel rust, want zij, ja zij, moest het gerieflijk hebben als ze thuis kwam. Ik zorgde daar voor.)

Mijn moeilijke zinsconstructies liet ik achterwege.


Ik hou van je.

Liefs.

Vooruitlopend op de nacht die komen zou gaan, maakte ik de bedden op, stofzuigde ik wat, haalde hapjes en schonk alvast een karaf wijn in. Ik kocht een bos bloemen welke ik rangschikte in een azuurblauwe vaas.

Ik douchtete mij grondig en snel.

Vervolgens lapte ik de ramen, belde mijn wederhelft over de wensen voor het eten, hoe het haar ging, of ze het druk had, wat haar nu bezighield en hoe laat ze thuis zou zijn. ik plaatste rozenblaadjes over de sprei van het bed, dat deed ik vrijwel elke woensdag. Zo gaat dat met tradities.

Ik had nog minimaal één uur voordat ze thuis zou komen en bedacht me dat het leuk zou zijn als ik toch nog iets voor haar kocht. Ik sprong op de fiets en reed naar een juwelier in het dorp.

Het kettinkje wat ik kocht plaatste ik in een enveloppe met het geschreven briefje. Uiterst secuur plaatste ik de enveloppe op het kussen, drapeerde opnieuw rozenblaadjes, om te verdoezelen dat de ketting en het briefje later neergelegd waren.

Ik verwarmde de oven voor, en gedurende die tijd streek ik haar kleren en plaatste die in haar kast. De blokjes kaas die ik had gesneden stonden naast de karaf met Merlot en kwamen zodoende op kamertemperatuur.

Ik poetste mijn schoenen toch nog even snel voordat ze thuis zou komen.

Ik kookte aardappelen in bouillon en plaatste die in de oven. De twee biefstukken werden dichtgeschroeid op de manier waar zij van hield. De Broccolli rustte in koud water.

De deur ging open en ik hoorde haar naderen. Ik pakte haar beet.

“Hallo, liefste, hoe gaat het met je? Ik heb je zo gemist”.

Ik pakte de jas van haar schouders, droeg hem naar de gang, masseerde haar schouders, terwijl zij weg staarde door het raam en desolaat een blokje kaas at. De eerste wijn ging er vlot in.

Het was een rotdag geweest.

Ik probeerde van alles. Ik maakte een kruik warm die avond, ik zette thee, ik had haar favoriete ‘Choco-Moments’ voor haar klaar gezet. Ik deed nog meer mijn best dan andere avonden.

Toen ik naast haar op de bank zat, eindelijk, trok ik mijn stropdas af en wilde haar kussen.
Ze draaide haar wang naar me toe.

Ik pakte haar hand.

Zij liep naar de keuken.

Ik achter haar aan.
Wat gehaast.
Er was iets.

Ik liep in haar mes.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten