woensdag 15 februari 2012

hazel is ziek

“Je kunt zeiken over mijn moeder wat je wilt, maar ik hou van haar Okke. Als jou dat niet bevalt, dan krijg je de rattentyfus maar en sterf je in het riool”
Pip had het uiteindelijk echt gehad met Okke.

Okke is een huisvriend.
Pip, is de dochter van Hazel, Hazel was ziek, nee Hazel is ziek.
Hazel is dermate ziek dat je het niet ziet, je merkt het niet aan haar. Ze lacht, ze is vrolijk in gezelschap en straalt als ze buiten is. Binnen is ze alleen.

~


De wens er tussenuit te gaan was groot. De wereld stond niet stil en alhoewel Hazel participant was in de wereld, was er continu het besef dat ze niet mee kon. Vrienden kregen vrienden die Hazel niet kende. Vrienden kochten huizen, verbouwden ze en woonden er kortstondig. Vrienden maakte carrière. Groeide door. Voor Hazel stond de tijd stil. Hazel kon niet mee met de vrienden, moest achterblijven.
Gevallen over de eerste horde, toch niet door haar toedoen. Van participant was ze zelf een toeschouwer geworden. Ze had het leven op een tram moeten zetten en gedwongen moeten kijken hoe de tram vertrok, eerste geleidelijk aan, vervolgend met een bloedgang. Bij elke halte waar de tram even een blik gunde op het leven van alledag, had zij op willen stappen. Als geen ander, met de rest mee. De beslommeringen, de zure ruggespraak over anderen, de kleine succesje op het werk, in de kroeg, op de straat. Het leven. Niets liever dan dat. Hazel moest.

In blakende energie was er het leven dat doorhobbelde. Het leven dat het succes van de vrijdagmiddagborrel kende, dat de kleine straatjes tijdens rokjesdag opvrolijkte, waar vrienden elkaar ontmoette en een uitwisseling van woorden plaatsvond.
Steden die bezocht moesten te worden, pootje baden in de namiddag aan het strand bij Coney Island, de kleine straatjes buiten het centrum van Florence waar eenmanszaakjes vielen onder een gilde en handwerk een pre was. Werk, waar je een passie van kon maken. Werk waar je jouw collega’s als hinderlijk kon ervaren en er thuis iets was om over te praten.
Uiteraard ook de terrasjes, de strandwandelingen, het plastic servies in het park waar een barbecue ontstoken werd door kennissen en kinderen en er een bal was waarmee gespeeld werd.

Hazel stond voor de spiegel. Een betraand gezicht keek haar aan, de tranen waren weg uit haar ogen maar de wangen waren nog doorweekt. Innerlijk schold ze tegen zichzelf. Tegen de ziekte in haar. Het was tien voor drie. Pip moest zo meteen naar Amsterdam voor haar Celloles, haar school was bijna afgelopen. Ze wreef over haar ogen, strekte haar rug en voelde een pijnscheut die van haar enkels tot aan haar hoofd schoot. “Godverdomme”

Sleutels, auto, gas.

Op de tafel lagen interieurbladen, stond een kop thee, muziek stond aan. Een nummer op repeat. Onder een deken met een kruik lag Hazel. Ze was zich aan het opladen om te bewegen, het huishouden stond klaar.

Buiten ging het leven door. De buurman had zijn auto in zeepsop gezet. Kapotte fietsen passeerde het raam met luidruchtige schoolgaande jeugd. Hazel zat in haar lijf.
Repetitief herhaalde ze: DIT WIL IK NIET MEER. Tot de tranen al lang op waren.

~


“Mama vind het leuk om te beeldhouwen, ze heeft al zo weinig, eikel! Waarom zeg je dan dat zij alle tijd heeft, wie ben jij dan wel helemaal. Is dat jaloezie? Fuck Okke, gun haar dat nou” Pip was furieus, de tranen stonden in haar ogen, ze maakte wilde gebaren met haar armen.
Okke had zojuist tegen Pip gezegd dat Hazel de beeldhouwopdracht die ze had verworven, louter had gekregen omdat zij alle tijd had. Daarbij had Okke het niet kunnen laten te zeggen dat hij die opdracht zelf beter had gedaan als hij zo veel tijd had als Hazel.

Pip was ontploft.

Toen Hazel de kamer in kwam was ze lijkbleek. De sloten aan medicijnen maakte haar misselijk. De pijn in haar hoofd was ondraaglijk geworden, ze kon niet blijven liggen. Ze hoorde Pip schreeuwen.

Okke moest weg.


~


De wereld buiten ging door. De wereld stond niet stil. Om bij te blijven moest je meelopen. Je raakt achterop. Hazel loopt mee, als dat kan. Tijdens het lopen voelt ze pijn, een afspraak per dag, dat ging, soms.

De hoofdpijn sloopt haar, maar de muur om haar heen, de muur van haar huis en haar liefdevolle gezin verhullen dat voor je. De pijn in haar gewrichten, de knieën, de enkels, de vingers, is ondraaglijk, maar onzichtbaar voor je. De slapeloze nachten en misselijkheid, je zult ze niet zien. Je zult ze niet voelen. Ze zijn alleen van Hazel, en ze haat het, ze haat het allemaal Okke.

Laat dat maar eens doordringen.

Hazel is ziek.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten