vrijdag 2 maart 2012

De moeder van Onno

Uit een leven van opperste eenzaamheid en tristesse brak Onno, om 4:31 op 11 mei 1974. Daarbij achterlatend een open wonde, een huilende moeder, en een verpleegster die uitgegleden was over het vocht van zijn leven en daarbij een wisse dood vond. Een leven voor een leven. Zoiets.
Onno was geboren voor het geluk. Niet alleen zijn geluk maar vooral voor het geluk van zijn moeder. De moeder die eenzame avonden, lurkte aan wodka en sigaretten weg pafte als ware het de simpele lucht die je inademt. Je ziet haar voor je, op een skay-leren bank, ontblote knieƫn boven een vale jurk, rokend, starend en alleen. Ziet u dat. Dat is ze.

De voedingsbodem van de vrouw was haat. Het tergde haar als een slopende ziekte, die haat. Overal en altijd tegen iedereen. Ze verbrak het contact met haar ouders omwille van haar vrijheid. Vader een legercommandant met rechtse extremen en tucht, de moeder een sadistisch kreng die nooit samen met haar dochter moest lachen, maar om haar. Het zelfbeeld wat Onno's moeder meekreeg van thuis, was een hedendaagse werkelijkheid. Een afgetakelde vrouw die vecht tegen het bestaan. Vocht tegen het bestaan. Verloor.

Echter uit deze geslagen positie bleek de veerkracht van het leven zelf. Het schijnt zo te zijn dat op de bodem van het gat een springveer vertoeft. Zo ook voor de moeder van Onno. Op een dag, toen ze de inhoud van haar maag op de meest snelle manier naar het kunstmatige licht van haar rokerige appartement had gebracht, stond ze op. Fier en recht overeind, lalde ze dat het zo niet meer kon.

Ze zwoor de drank af en poetste haar huis. Ze minderde met roken en vond een bescheiden baan bij een niet nader te noemen winkel waar ze de schappen met kleding aanvulde en de klanten hielp. Ze bloeide wat op.
Om elke dag van de moeder tot aan de geboorte te beschrijven is dodelijk saai. Het is niet zo interessant te weten dat de moeder een ander zelfbeeld kreeg, dat haar haat afnam, de realiteit haar bij de lurven pakte en haar een blik vooruit gaf. Het is niet interessant te weten dat de weg naar de spermabank haar laatste stap naar geluk zou zijn, een man zou ze niet vinden en zou ze niet willen, ooit. Mannen waren als haar vader, voor volk en vaderland buiten, de dictator binnen. Ze had ze gehad, mannen en jochies, ze had zich laten betreden door de dronken vingers en het harde geslacht, en had zich smeriger dan ooit gevoeld. Mannen had ze al lang afgezworen. Nee, een kind, dat was haar volgende stap naar heling. Aldus geschiedde.

Toen Onno eindelijk sliep, kon de moeder languit en afgemat op de bank gaan liggen. Het was de tijd van zijn geboorte, 4:31, en de reflux had haar de slaap benomen. Met een billendoekje wreef ze het meeste braaksel van haar blouse, en ging liggen op de bank. Dit ging al nachten zo. Dat ze zich elke ochtend naar het werk duwde, dat ze haar zoon afhaalde van het dagverblijf, kookte voor zichzelf, flessen opwarmde en steriliseerde, de dagen sloten aaneen. Een ieder hetzelfde als de dag daarvoor. Alsof ze weer wodka dronk en rookte als schoorsteenbrand, het was gelijk.

Tot aan de eerste lach van Onno en zijn blik van herkenning in de ogen van de vrouw waaruit hij brak.

1 opmerking:

  1. De relativiteit van het bestaan. Of hoe niets ooit verandert, terwijl alles verandert. Mooi.

    BeantwoordenVerwijderen