Een zilver vliesje sluit nauw om de poëzie en raakt transparant: muziek
Lepeltje-lepeltje zwemmen zij visgewijs in waterbedden
Rakelings zijn er tot in het miljard
Ze weten niet dat zij als liefdes verstrengelden altijd enkel zijn zullen
Dat zij, hoe nader ze ook tot elkaar komen, de vingertoppen voelen ze al,
zich niet kunnen laten vereenzelvigen onder diezelfde noemer,
Of smelten in hun duovocht
Blindelings kan de poëzie, zonder gehoor –in volstrekt isolement, als trillend ivoor
waar componisten schuilen.
beiden wortel schieten bij dezelfde slurf;
Wroeten zij de losse aarde, tellen daar de korrels zand
om te verbinden
schrijlings wandelen ze verder, bestuiven zij elkaar -voorkomen uitsterving
om zich steeds te evolueren tot een nieuwe vorm
de Muziek en Poëzie als halfbroers uit dezelfde zachte wond
Geen opmerkingen:
Een reactie posten