dinsdag 22 januari 2013

Een dag van falen en winnen

‘Hoe beschrijf je het huidige gevoel?’, de vraag die Dorian zich deze ochtend stelt blijft hangen in de tot kast omgebouwde badkamer. In de spiegel zien we een man van rond de dertig op een brug tussen toelaatbaar en vergankelijkheid. Zijn vingers trekken zijn oogleden omhoog en hij kijkt diep in zijn eigen ogen, totdat er tranen komen, dan sluit hij ze, knijpt hij ze dicht en draait op de tast de kraan aan. Als altijd twijfelt hij ook nu een moment voordat hij het koude water over zijn gezicht sprenkelt. Het definitieve ontwaken. Dat moment.
Dorian kleedt zich aan. We zien hem een spijkerbroek pakken die nauw om de benen sluit, de sneakers worden volgens de huidige mode dichtgeknoopt en een trui met een capuchon wordt over zijn hoofd getrokken. Dan aanschouwen we hoe hij zich laat zakken op het bed, zijn smalle billen veren nog even op en neer als hij de handen voor zijn gezicht slaat. Een zucht is nauwelijks waarneembaar. Hij grist zijn donkerblauwe Yankee pet van het nachtkastje, pakt zijn exemplaar van De donkere kamer van Damocles, stapt de trap af en gaat in de huiskamer op de bank zitten, skaileer piept.

De grote sporttas in de gang staat te wachten op hem, het is bijna tijd om weg te gaan. Vanuit de kamer klinkt gerommel en haast. Haast heeft een distinctief geluid, het klinkt gejaagd. Als je in de kamer zou staan zou je de versnelde handelingen die elkaar aflossen zien, maar dat is niet nodig. Beter laten we Dorian even met rust. Stel dat hij ons ziet. Hetgeen natuurlijk onmogelijk is, maar niettemin, stel dat.
Ondertussen wordt in de kamer dezelfde vraag gesteld. Stel dat?

Als Dorian de deur achter zich dichttrekt is het stil. De auto’s rijden nog niet, de honden liggen nog te slapen in hun mandjes en zelfs onder de kinderen in zijn wijk is er nog niemand wakker. In zijn zakken voelt hij of hij alles nog heeft. Sleutels van het huis, zijn sigaretten, een aansteker, een telefoon, kauwgom, portemonnee, paspoort. De knoop in zijn maag wordt losgeweekt als hij beseft dat hij alles heeft. De eerste twee stappen weerklinken door de straat, maar naar het zich aan laat zien is Dorian daar niet mee bezig en stapt verder. Een bushalte ligt om de hoek te wachten op hem. In het huisje waar hij schuilt tegen de wind brandt een lampje en er is een poster te zien van een of andere loterij. Zonder dat hij het weet is zijn bus vertraagd. Eerste bussen zijn over het algemeen vaak te laat. Een irritatie bij sommige mensen, maar nauwelijks verwijtbaar. Bussen tillen minder passagiers over de weg, een eindbestemming zullen ze tijdig bereiken omdat haltes genegeerd kunnen worden. Als de bus een minuut te laat is wordt Dorian onrustig, hij loopt naar de rand van de stoep, loopt naar het busbord, loopt naar de poster en houdt zijn hoofd dermate dichtbij dat de spikkeltjes op de reclameposter een Liechtenstein zouden kunnen zijn, om vervolgens te lopen naar het grasveldje naast de bushalte. Lopen, net zo lang totdat de bus komt.

Stel dat? is de vraag die Dorian zich meermalen stelt. Stel dat wij het antwoord al weten. Ga er dan vanuit dat de toekomst en het lot anders hebben voorzien dan de hoop die Dorian koestert. Of dat iets is waar hij de schoonheid van in zal zien valt te betwijfelen. Immers zijn vurige wens is te slagen, het laatste restje aan jeugdige ambitie om te zetten naar daden. Hij wil dolgraag iets doen waar hij gelukkig van wordt.

De busreis is een trage. Er zijn momenten dat Dorian geen einde wenst aan reizen, dan leest hij zijn boek en heeft hij niet door welke haltes passeren. Vandaag is dat anders en in zijn gedachten zal hij vast denken dat hij het was die de bus bestuurde of dat hij het was die de bus aanduwde met vermeende superkrachten. Ongedurig volgt hij de haltes, later het voorbijrazende vlakke landschap vanuit de trein en later de mensen op het vliegveld. Op zijn telefoon speelt hij onnozele spelletjes en kijkt hij op de valreep nog even naar zijn e-mail. Dorian scrolt terug naar de mail met de uitnodiging: ‘We are delighted to let you know….’ van dag datum 19 december 2012. Wij zien zenuwen en onrust deze ochtend. Wij zien zijn angst. Stel dat, heeft twee uitkomsten.

Zoals afgesproken staat er bij de gate een man met een bord en zijn naam. Een zwarte Rover rijdt hem naar het hotel. De slaapkamer is twee keer zo groot als die van hem thuis, om over de badkamer nog maar te zwijgen. Uit zijn sporttas haalt hij zijn kleren en hangt ze in de kast, en het mag geen raadsel voor u zijn, die kast was groter dan…
We zien voor het eerst deze dag Dorian echt ontspannen. Hij heeft, gedurende de jaren geleerd te genieten van het moment. Iets waar hij nooit goed in was, alles was altijd groener, frisser en aanlokkelijker aan de andere kant van zijn eigen bestaan. Het had hem wat verbitterd gemaakt. Na vele tegenslagen, zijn eerste echtgenote met wie hij misschien te vroeg was getrouwd was komen te overlijden, zijn daaropvolgende vriendin had moeite met zijn status als verbitterde twintiger en was na een enkel jaar bij hem weggegaan. Het leven had uiterlijke kenmerken in de jonge Dorian geslagen. In die zweepslagen zat echter ook de ommekeer verscholen, hij wist zich inmiddels staande te houden in de maatschappij en had zichzelf zelfspot aangeleerd. Dat zie je vaker bij mensen die het heel erg zwaar hebben gehad, of het nog steeds hebben. Zondoende kunnen we genieten van een Dorian die het zichzelf gemakkelijk maakt, een jonge man die de weelde van het Hotel op waarde weet te schatten en niet kwaad wordt nu er geen flesjes Coca Cola in de minibar staan.

Na een klein uurtje slapen en een frisse douche loopt hij de straat op. Voor hem ligt Central Park als een speeltuin voor zijn voeten, rechts van hem torent de Trump Tower als fallus in de lucht. Lelijk hè? Maar Dorian is blij dat hij weer thuis is. Dat hij zijn New York weer onder zijn voeten voelt. Via Columbus Circle loopt hij naar de dichtstbijzijnde Starbucks en tikt op zijn mobiele telefoon een adres in. Wij zien niet welk adres dit is, wij weten slechts dat zijn volgende stop Strand Bookstore zal zijn. Daar vlak bij zit een goedkoop burgertentje met heerlijke burgers en vriendelijke service. Zijn lunch zal hij daar nuttigen voordat hij het toilet opzoekt en de gehele middag speurt tussen de duizenden boeken. Als hij er drie heeft gekocht neemt hij een taxi terug naar zijn hotel, koopt bij een Deli een groot broodje, pastrami, neemt een boek mee en gaat het park in. In niets is hij de jongen die hij die ochtend thuis was. De e-mail met de uitnodiging lijkt hij vergeten. Dat is essentieel.

De nacht, een eerste na een tijdsverschuiving, is altijd wennen. Om drie uur wordt Dorian wakker en knipt de televisie aan. Kennelijk is er een marathon van Saved by the bell op de televisie, want na de vierde aflevering gelooft hij niet dat deze zender binnen nu en een uur iets anders uitzendt. Hij laat het bad vollopen en kruipt er in. Als het water hem tot de navel stijgt zien wij ook zijn onrust terugkomen. ‘Weet je lieve Sofia, ik mis je en ik wil iets van mijn leven maken, het moet mij lukken.’ Zijn tenen bespelen een niet bestaande piano. Grondig was hij zijn haar, en hij neuriet. Een deuntje van de Beatles vult vals deze badkamer. Over vijf uur wordt hij verwacht op het hoofdkantoor van The New Yorker.

Hij ontbijt niet in het hotel, hoe voortreffelijk het eten dan ook daar is. Hoe graag wij hadden gewild dat hij daar at, besloot hij met de metro naar the East Village te gaan, daar had hij met zijn moeder twee jaar gewoond, totdat hij naar Nederland kwam. Hij kende het alleen van de foto’s uit het album van zijn moeder. Een klein appartement aan het Tompkins Square Park. Op het bankje, daar waar een foto van hem was gemaakt, drinkt hij koffie uit karton.

Wij maken ons druk, beter had hij gegeten in het Hotel, dat was voorzien. De zenuwen hadden op moeten laaien, hij zou misselijk worden en zijn maaginhoud toegeven aan het toilet. Hij zou gaan zweten, zo erg dat hij het niet had weten te verhullen. Uiteindelijk zou hij bij het hoofdkantoor… en dan zou hij afgewezen worden, aardig maar resoluut. Wij staan hier nu voor een raadsel –het is onmogelijk wat hier gebeurd. In onze paniek vergeten we te kijken waar Dorian is, wat hij doet, hoe hij zich voelt. Wat zijn de uiterlijke kenmerken? In het park is hij niet meer dus we spoeden ons naar het appartementencomplex waar hij vroeger woonde.
Een zucht van verlichting gaat door ons heen. Daar is hij.
In de hoek bij een bordes geeft een plastic beker zijn inhoud prijs als de wind hem iets draait, een restje sinas raakt de stoep. Er is een vaag geritsel aan de zijkant van de weg waar een vuilniszak staat. Twee voeten staan geankerd voor een gebouw. Dorian lijkt zeker van zijn zaak en heeft zijn rug recht. Vol trots kijkt hij naar een wijk waar geen herinneringen van zijn, slechts een gevoel. Hij keert zijn rug naar het westen en begint te lopen. Wij kunnen nu niets meer dan slaafs volgen.
Via Washington square park loopt Dorian op zijn blinkende schoenen. Hij doorkruist diagonaal het eiland Manhattan. De tred is zeker, vast en doet aan als een iemand die zijn habitat heeft gevonden.

Het vooruitschiet zou anders moeten zijn. Gedesillusioneerd zou hij naar Nederland terugkeren, daar zou hij enkele jaren wegkwijnen op de bank totdat hij een besluit zou maken en Nederland op zijn kop zou zetten door een progressieve toon in zijn teksten die, opgemerkt door de democraten in Amerika alsnog zouden zorgen voor een baan in de aldaar. Dit alles pas op latere leeftijd. Dan pas was hij er klaar voor.

We zien echter iets anders. We zien een man die zijn ketenen van het verleden afwerpt die, tegenover de man die hem moet aannemen amicaal is, vriendelijk en hem binnen drie zinnen twee keer aan het lachen maakt. Wij kijken beschaamd weg van de situatie, maar horen nog net dat hij welkom wordt geheten. Dan kijkt hij plots onze kant op, hij kan ons niet zien, maar knipoogt toch. Zo zien we het niet graag, het overkomt ons voor de eerste keer. De mens blijkt een eigen weg te hebben gevonden. Misschien –zo houden we ons voor- is hij één van de weinige die zich weet te ontworstelen.

Dorian loopt naar buiten. Hij belt niemand want in Nederland kent hij niemand. In het hotel kijkt hij naar zichzelf in de spiegel van de enorme badkamer, ‘Hoe beschrijf je het huidige gevoel?’ en hij lacht een jeugdige lach.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten