maandag 1 september 2014

De sigaret

Er komt rook uit zijn mond, zoals het vroeger deed. Dan stond hij buiten bij de schuur terwijl zijn moeder de fiets pakte. Wanten, waar hij liever handschoenen had, een gebreide sjaal, waar hij lieven zonder was gegaan, een gekleurde muts die hij liever zwart had gezien. Terwijl zijn moeder haar fiets los probeerde te trekken van de andere fiets, die met zijn trapper tussen de spaken terecht was gekomen en met geen mogelijkheid mee wilde geven aan haar wensen, zuchtte hij, keer op keer, keek hij naar de damp uit zijn mond.
‘Is het nu winter mam’ de rode wangetjes afgetekend tegen het verder witte gelaat.
Of hij zei ‘kijk mam, ik rook’

Altijd was hij al gefascineerd door de rook die van sigaretten afkwam. Het krioelde dwars door het zonlicht, om bijna wit te worden in de schaduw. God, wat vond hij roken mooi. Hij kon niet wachten tot hij het mocht. De denkbeeldige sigaretten die zijn handen waren gepasseerd in tal van rollenspelen, en stiekem, als hij op zijn kamer zat en er niemand keek ook trouwens.
Nu was het zover, deze keer droeg hij geen wanten, geen muts die niet paste bij zijn overige kledij, geen wanten, geen sjaal. Hoewel het koud was, zat hij met een vriend op het bankje achter zijn school. Hat pad af, de brug over en naar links. Daar bij het water.
‘Durf je’, had hij gezegd.
En met geveinsde angst greep hij de sigaret stevig vast, poseerde even toen hij hem aanstak. Hij hoestte zich suf, de rook in zijn keel prikte, de gezonde blos op zijn gezicht werd een angstig wit, ja, zoals hij vroeger zo bleek zag.

Op de basisschool vertelde hij vol trots dat hij gerookt had, er zat nog steeds rook in zijn longen en hij liet het zien, door vanuit zijn keel uit te ademen. Een beetje alsof je iemand je adem wil laten ruiken. Alle kinderen bleken het te kunnen. Er was niets bijzonders aan.

Het tweede trekje ging beter. Het brandende gevoel in zijn maag, veel later beschreven als een opwinding, kwam door het opkomende gal. Hij was misselijk geworden en had liever willen braken. De tweede sigaret ging beter. Hij en zijn vriend deelden hem, totdat de filter zwart werd. Daarna rookten ze er nog twee, een aangename duizeligheid had de controle bijna overgenomen toen hij opstond om naar huis te gaan. Van zijn moeder was hij niet bang, die rookte zelf, dus zijn geur zou hem niet verraden. ‘Kijk mam ik rook’, had hij gezegd. Ze had gelachen.

Het duurde een week voordat hij weer sigaretten ging kopen. ‘Voor mijn moeder’. Op school, in de pauzes, liep hij met zijn vriend en een meisje steeds naar het bankje, waar ze dan gedrieën rookten. Het smaakte hem steeds beter en hij raakte vertrouwd met de bewegingen van de hand, de samentrekking van de lippen, zodat de filter niet nat werd, je de rook zonder inmenging van spuug recht de longen in kon zuigen. In het water bekeek hij zichzelf en een vreugdesprongetje maakte zich meester van hem.

Wel werd hij nog steeds bleek, stiekem ledigde hij zijn maag nog wel eens voordat hij naar de les ging, maar hij volhardde. Dit was zijn jeugddroom, zeker toen bleek dat er meer en meer klasgenoten meeliepen naar het bankje. Wekelijks kwamen er nieuwe mensen hoesten. Ze zagen hem als pionier. Wat een trots gevoel.

Op een dergelijke leeftijd, komen de meisjes ook in beeld. Samen met de toenemende rondingen groeit de interesse, zeker voor dat ene meisje, met die blonde haren, die altijd naar ochtenddauw rook en niet liep, maar zweefde door de gangen omdat ze licht was als de wolken in het voorjaar. Zoiets. Ook zij kwam mee, en hij zou zich van zijn beste kant laten zien. De sigaret draaide als trapezewerker tussen zijn vingers. Het vuurtopje schampte de huid bijkans, maar steeds als het fout leek te gaan herpakte hij de sigaret om zich niet te branden. Zij rookte alleen niet mee, kletste met wat klasgenoten en keek me vol walging aan.

Op de basisschool vertelde hij vol trots dat hij gerookt had, er zat nog steeds rook in zijn longen en hij liet het zien, door vanuit zijn keel uit te ademen. Een beetje alsof je iemand je adem wil laten ruiken. Alle kinderen bleken het te kunnen. Je bleek pas bijzonder als je het niet kon.

1 opmerking: