zondag 1 juni 2014

We noemen haar Americana

Tegen wil en dank zou hij haar, het sujet, de nimf met een zwarte waterval aan prachtige haren uit haar hoofd, het meisje dat verpakt was als de degelijkheid zelf, maar ondertussen onder haar kleren alleen schreeuwde om meer porno met meer mannen, verdedigen tot zijn laatste snik. Onbewust had hij, dat wat wij noemen, een blinde vlek geplaatst over het gedeelte dat zij eveneens was. Hij was begeesterd, o ja. In die begeestering vergat hij echter goed te kijken. Verder te kijken naar de verdorvenheid, de poel met gitzwart water waar een zuigkracht in zat die volwassen mannen zou verslinden als ze zich overgaven in dat water, sterker hij zag niet dat zij met eksterogen zocht naar de blinkende juweeltjes op straat en in de kroegen van de nacht. Wij als vrienden zagen en registreerden en posteerden ons aan de zijde van het gelijk, hetgeen ook ons makke was, volgens hem. Wij zagen niet wat voor een vreugde zij in zijn leven bracht, hoe mooi ze vooral was bij het ontwaken.

Omdat wij niet willen krenken, dat zit niet in het bloed van ons, plaatsen wij enkel subtiele hints op het pad dat hij bewandelt. Helaas wandelt hij steeds minder, omdat waarde vrienden, hij altijd bij haar is, zij het niet in de fysieke vorm, dan toch zeker met zijn geest die als een kauwgom plakt aan de reet van het jonge schepsel.

Wij zien hem dus steeds minder, alsof hij in al zijn goedertierenheid heeft besloten dat het wijzer is achter zijn bureau een Magnus Opus voor haar te schrijven, een boekwerk waar alle aspecten van haar schoonheid geroemd zullen worden. Een boekwerk, dat zal lezen als de tast op een onbezoedeld lichaam, het reinste water dat je voor de eerste maal tot je neemt en waarvan je meteen voelt dat het een kracht bezit die elk beetje verloren vitaliteit terugbrengt in het vermangelde lijf dat je jarenlang hebt overgoten met drank en gebrek aan slaap, leest als een fris verschoond bed op een kamer waar de ramen open staan, de frisse lucht binnen komt en door de kier van de deur, de bittere geur van verse koffie neerdaalt in de kamer. Hij zal daarin falen. Zijn kennis is te veel gefocust op de schoonheid van het geheel, de begeestering is, in alle opzichten een gevaar voor zichzelf. Uiteindelijk zal het hem verwoesten. Maar nogmaals wie zijn wij.

Laten we haar een naam geven, dat schept een bond tussen u en ons. We geven haar een fictieve naam, bijvoorbeeld Americana, vanwege de veelzijdigheid van dit grote land: de Verenigde Staten. Uiteraard is er de schoonheid, de talloze puntjes hoogcultuur die je aan zou kunnen stippen in een tijdlijn, naast de talloze merken die ons dagelijks leven binnensijpelen om de weg naar onze magen te vinden, onze ogen binnen te dringen, alsook de lagere cultuur die met evenzoveel stipjes op een tijdlijn een nog grotere impact heeft op ons bestaan –Because I’m Bad- maar aan de andere kant is er ook de halsstarrigheid der Amerikanen, de onnodige dominantie, die gepaard met arrogantie een superioriteit teweegbrengt die zijn weerga niet kent en gespeend is van elke nuance. O Amerika, met je wonderschone steden, je hellingen en snelwegen die verstrengeld lijken met een zeker gevoel van vrijheid, eeuwige stukken rechtdoor, wolkenkrabbers die blinkend in het licht de goden verzoeken, de hamburger die geperfectioneerd is tot een delicatesse enerzijds, en voor een dollar de spons verkocht wordt anderzijds. O Amerika met het licht in de woestijn, met je Grand Canyon, die gelijk aan de vagina van zijn liefde zo’n aantrekkingskracht bezit. O Amerika, wier Empire State de harde roede is van een land die in staat stelt een dergelijke harde roede te fabriceren. O Amerika.

Onderwijl hij (in gedachten) schrijft over zijn Americana pareert hij de kritiek die wij uiten aan zijn adres. Zij is wonderschoon, zo puur als de chocolade, zo rein, ja als wat, als een strakblauwe hemel. Het enige smetje dat hij op zal nemen in zijn Magnus Opus zijn de kanttekeningen die wij plaatsen, de waarschuwingen die wij, zij het voorzichtig om hem niet te ontrieven, maken als het Americana aangaat. Gekscherend worden we weggeschreven in zijn gedachten. ‘Een kern van waarheid, o zeker, maar je moet haar niet zien zoals u dat doet, o nee, je moet de wirwar aan leugens die ze spint zien als een vorm van creativiteit.’ Ja, zo ken ik er nog wel meer.
In al zijn liefde staart hij zich blind op de navel waar ooit het voedsel binnen is gekomen, hij vergeet te dalen naar haar delta om te zien wie daar voer, hij negeert te kleine zuigplekjes in haar zij, de nagels die duidelijke tekens op haar rug hebben gezet en ook de knieën die wat rood zijn. De geur die ze draagt kan van derden zijn, hij ruikt alleen maar de Viburnum die bloeit in het vroege prille begin van het voorjaar.

En wij vallen hem niet aan, wij vallen haar –Americana- niet aan, en terecht. Hij heeft het recht zijn liefde te uiten, zoals ook wij zouden doen. Het is niet anders. Wij gunnen hem de ontluikende liefde en zijn blinde vlek, omdat in de beschrijvingen van haar aspecten louter liefde sprankelt. Dat wij beter weten is aan ons, wij kunnen die onvoorwaardelijke liefde plaatsen in het kader van de rede. Het sujet, zoals wij dat zien, heeft ook andere kanten, zo blijkt uit zijn loftrompet, schallend over de daken van ons weerwoord.

Wij werden uiteindelijk ook ooit verliefd, was het niet op Americana, dan vast op een ander, een Lolita of een La Superba (hetgeen fictieve namen zijn voor meisjes en niets meer dan dat). Wij zouden ook hen met hand en tand verdedigen, hoe zij het schimmenrijk waarin wij vertoefden licht bracht, waar zij, met haar fluisterstem in de ochtend bedankte voor koffie, wier haren zo roken als de eerste bui over vers gemaaid gras. Wij zouden blinde vlekken creëren. Zoals wij ook bij Americana deden. Immers lieten wij hem en zijn ode aan haar niet toe, omdat de beeldvorming reeds opgenomen was in het collectief dat wij zonder hem bespraken? Werden wij niet jaloers op de woorden die hij haar gaf toen we meeluisterden, lazen wat hij in zijn hoofd zoal schreef, de kennis over de meest intieme delen van een hoogstaande cultuur –op benen? Toch zeker. Wij zouden niets liever willen dan weten wat hij weet, hoe het is om met de schone kant van haar te vrijen.

Elk puntje dat hij aanstipt in de gesprekken is gedrenkt in de essentie van liefde, gespeend van elke vorm van cynisme, ironie, onkunde, sarcasme. Bij hem doen de andere kanten er niet toe, omdat er de schone kanten zijn. In elk mens schuilt iets moois. En dat mag. De balans mag doorslaan naar een louter lovende tirade over de schoonheid, de kunde. Daar schuilt een waarheid, een waarheid die niet per se die van ons hoeft te zijn. Een fictieve, die wellicht ‘echter’ voelt dan de perikelen in het ware leven.

Stel de liefde verdwijnt, bij hem, maar bij een van ons, die alsnog een luisterend oor heeft gegeven aan de hoogcultuur op benen, borrelt deze op, zijdelings via de vertakkingen die uiteindelijk tot haar, Americana leiden. Wij zouden ons ook mee laten slepen in de vele punten op haar tijdlijn, een eeuw bestrijken met beschrijvingen die weten te enthousiasmeren, te voeden en nieuwsgierig maken naar meer. Een van ons zal vallen voor Americana, omwille van die nieuwsgierigheid. Ik deed dat, schal nu de loftrompet en baad in een blinde vlek.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten