vrijdag 20 juni 2014

Of waarom de mens zichzelf mag tegenspreken.

Via een hoop omzwervingen (een noodzaak) over de talloze wegen, die kronkelend en met veel hobbels een zekere toekomst aan het zicht ontnamen, kwam ik plotsklaps terecht op een camping nabij Den Haag met het enige bezit dat ik op dat moment had: een boek, een gevonden kladblok, een potlood en een fiets. De kleren die ik droeg waren toe aan een wasbeurt, regen en stof waren in hen gekropen en hadden daar een verbond gesmeed met de sappen die ik tijdens de lange fietstochten had laten lekken uit mijn tere en ietwat broze jongenslichaam. Ook dat lijf kon een wasbeurt gebruiken. Een frisse douche zou me goed doen. Soms verbaas ik me over het feit dat, bijvoorbeeld een warme douche, meer waarde krijgt naarmate je er langer van verstoken blijft.

Het pad naar de camping toe is alles wat je er van verwacht. Een landweggetje niet meer dan een smalle strook aan gehavend, ruw asfalt komt uit op een zandpad. Door de droogte stoft de bovenste laag zand omhoog bij elk zuchtje wind, elke fietser die passeert, elke wandelaar tekent aardebruin pigment door de lucht, daarbij zweeft de kleur tot een twee meter boven het pad, over het gelaat van de passant, in diens neus, de luchtwegen –alles een aardebruin. Paden die je tekenen, je vergeet ze niet snel.

~

De verhalen waren op, al een poosje nu. Alles wat er te zien was in mijn bestaan, was eveneens met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid te voorspellen. Men stond op, dronk koffie, moest de deur uit voor boodschappen en moest wachten op de post die je de verplichtte te antwoorden, of dat nu in huis was of op het werk, het was volstrekt om het even. Soms greep men naar de hoorn van de telefoon en toetste daar de cijfers in die je in verbinding zouden moeten brengen met de persoon die de antwoorden had, en vice versa, als jij de persoon met de vraag van antwoorden moest voorzien. De wegen van en naar mijn huis en naar mijn werk, uitgesleten paden, waar slechts een onbekende te voet nog een bezichtiging was.

~

De uitbater was een man met een wankele neus, een stoppelbaard en zwaar aangezette wenkbrauwen die van oorsprong een helblond zijn geweest. Tussen de haren in zitten te puntjes die zijn buitenbestaan verraden. Hij is vriendelijk en bied me voor drie nachten een caravan aan. Ik zal wat tochtjes moeten maken naar Den Haag, voor post, boodschappen en daarnaast wat rondes moeten maken over de camping. Hij verdient mijn dank, maar als ik hem die geef, wuift hij me weg en legt me uit waar de wasmachine staat, waar de douches zijn en waar mijn caravan staat.

~

Post bleef een poosje in stapeltjes op mijn bureau liggen, thuis op het dressoir stapelde een torentje zich op. Het was geen angst de post open te maken. Het was desinteresse. De dagen sleepte zich voort als lege bladzijden van een boek dat gelezen dient te worden voor het eindexamen Nederlands, met de opdracht een verslag te maken, over niets. Weken waren rotonden, waar, als je er op beland was, de afslagen weg waren genomen en je rond en rond ging om te zwaaien naar de herkenningspunten. Maanden, de gladgestreken overhemden van maandag, dinsdag, woensdag… Ik had tot die tijd zo veel in mijzelf opgenomen, nutteloze dingen, dat ik de wens ontwikkelde weer te zijn wat ik van oorsprong was geweest. Een leeg vat.
~

Naast het zandpad hoor je het ritselen, kleine vogeltjes, veldmuisjes en al wat er nog meer schuilt in de begroeiing stuift weg als ik langs peddel naar Den Haag. Het is een goede 14 kilometer fietsen, maar ik heb inmiddels het veertienvoud van 14 kilometer in de benen. Toch voelt het zwaar, lood in de benen. Er mag dan geen wind zijn, de zon mag matig zijn op deze vroege ochtend, ik trap me een ongeluk omdat ik niet naar de stad wil. Ik zal de mensen zien in de habitat die zij zichzelf hebben aangemeten. De mores. De gestructureerde stratenplannen. Gebouwen met daarin de kantoren en winkels en garageboxen voor de auto’s en de postkantoren en brandweerkazernes. Het voelt zo groot, maar als ik de stadsrand passeer is er niets van de angst meer over. Het voelt, ja, hoe voelt het? Als een warme douche.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten