dinsdag 23 april 2013

Een setting tussen een meisje en een jongen



Een fruitsapje en een te dure koffie, stonden op een tafeltje in het licht van de nazomer. Het glas en aardewerk kregen een omhelzing van een ietwat frisse wind. Achter het glas fruitsap zat een meisje, voor de koffie een jongen. De jongen zag het meisje nooit eerder, het etablissement was alleen bekeken door er langs te lopen en had daarbij een indruk op hem achtergelaten. Dat was eerder, nu hij er daadwerkelijk zat bleek het een plek van argusogen te zijn, uiterlijk vertoon was belangrijker dan de ideeën die in de mens schuilen. Hip and happenin’. Binnen: een slecht georganiseerd orkest, een kakofonie aan solisten die, buiten zichzelf geen oren hadden. De man en de vrouw van het gelijk. Ogen schoten naar elkaar om te keuren. De jongen was er één van het idee. Bij het binnenstappen leek hij een maat of zeven te klein. Hier hakkelde zijn woorden om een tafel dan ook.
‘Gelieve eerst te reserveren’
Uiteindelijk bleek buiten plek te zijn, buiten, waar zij als aapjes aangestaard konden worden door de Haute Cuisine die binnen nietszeggende gesprekken, hangende over high tech snufjes, of kreukloze witte vellen, hadden. Het had de jongen een goed plan geleken hier te gaan zitten. Zijn nieuwsgierigheid en de praktische ligging van deze vesting hadden hem over de streep doen trekken. Ook voor haar was dit een makkelijke locatie. Ze kon het gewoon bewandelen.
De jongen had niet veel tijd, niet de zeeën die hij liever had gehad om dit ideeënmeisje te leren kennen. Toch had hij besloten om deze afspraak door te laten gaan. Hij moest zijn angst omzetten tot daden. De enkele reden om iets te overwinnen. Onder zijn oksels stond het zweet, zout en alcohol van de avond daar voor. Het probleem met hem is dat hij moed indrinkt om angstig te ontwaken. Niet rotsvast de stappen, eerder de stappen die hij zet op grote hoogten. Zijn handen bezweet om een nabijgelegen leuning of balustrade. Hij had overwogen om het treinstation in te wandelen, niet meer terug te komen. Haar te laten zitten. Zij zou hem er op aangesproken hebben. Zijn naam zou door het slijk gehaald worden. Er was ook niets te verliezen. Het meisje had geen interesse in hem als mogelijke bedpartner. Hij had geen interesse in haar als bedpartner. Dat is toch een angel die als een zwaard van Damocles boven elke afspraak tussen een man en een vrouw hangt. Nu deze angel er niet was, stond het hem vrij met haar te praten.

‘Gaat het wel goed met je’, slokje fruitsap.
‘Ja, het gaat goed’
‘Je lijkt zo anders’.

De jongen verhult zijn angst, doet alsof het door de drank komt. Hij voelt zich geen vis in het water, noch een vis op het droge, nee, eerder een vis die is gevangen door een jongen van 9 die, met zijn vader voor de eerste keer is gaan hengelen bij een willekeurige plas, beet heeft gehad, en de vis, in dit geval deze jongen, in een emmer met water heeft laten glijden en hem, onzeker over zijn toekomst, achterlaat in een te kleine ruimte voor zijn volle wasdom. Zijn volle wasdom, bij de gedachte gniffelt hij.

Het meisje neemt het voortouw, met enthousiasme prijst ze de jongen. Een jongen die verder is dan een ieder. Een jongen die weet wat hij wil, het zo goed doet. Hij wordt er bijkans verlegen van, maar spoort haar aan door te praten. Ondertussen worden er sigaretten opgestoken en krimpt de tijd die resteert. Zenuwen schatten langzaam de situatie in, voor hen is hier geen werk meer.
‘Weet je, ik wil zoveel mogelijk mensen ontmoeten. Mensen zoals jij, die interessant zijn. Die een blik hebben op zaken waar ik geen weet van heb?’
De jongen knikt met een glimlach. Voor hem zit een open leven.
‘Als je over een week of wat nadenkt over deze afspraak bijvoorbeeld, dan kun je die duidelijk plaatsen. Je zult weten dat er dingen gezegd zijn, je weet of het warm was of koud, het heeft een indruk achtergelaten. Wat wil je eigenlijk gaan doen?’ Zij vraagt het alsof van het ene op het andere moment een vraag te binnen is geschoten, die buiten de monoloog een bestaansrecht opeist, dermate sterk dat hij ook meteen uitgesproken dient te worden. Als er geen woorden meer volgen, opent de jongen zijn mond.
‘Ik heb net een opdracht gedaan als copywriter, dat beviel me wel. Ik vond het leuk er aan te werken, ondertussen werk ik aan een boek.’
‘Wauw, ja, dat zie ik je doen. Jij bent een schrijver, een echte! Je bent al zo ver. Het is zo interessant mensen als jij te ontmoeten.’
‘Dat geldt ook andersom. Zo weet ik dat deze dag, dit plein en alles daaromheen mij op enig moment in de toekomst te binnen zullen schieten. Het station daar, de kakofonie binnen, het feit dat ik weet wat je rookt, hoe je aan kwam lopen en dat ik de klok in de gaten zou houden, wegens verplichtingen in het verre Noord-Brabant.’
‘Ja, precies zoals ik zei.’
Hij durft haar aan te kijken en haar op te nemen. Het enige wat de jongeman doet is haar de woorden teruggeven, hij gelooft ze niet echt. Dit is niet meer dan een korte afspraak, zoals er vele zullen volgen.

De jongen schrijft op 23 april 2013 dat hij het niet vergeten is. Ze had gelijk en hij beseft het. Hij put moed uit het feit dat hij nog niet verslagen is, dat een enkele ontmoeting, als een paar zinnen in een boek, een reden kunnen zijn om altijd door te gaan. Hij schrijft het op. Een vingeroefening op wat komen gaat.

Binnen het etablissement kijken ze elkander aan. Immer keurend. Thee roeren ze, koffie nippen ze, als ze niet aan hun telefoon dingen regelen. Ze zijn daar om op te vallen. Onopvallend echter worden er dingen duidelijk. Een onwaarneembaar gevoel zwelt op in de borst van de jongen, hij kon het destijds nog niet plaatsen, maar inmiddels is het enig moment in de toekomst. Zoals zij hem zei en hij voorts in andere woorden beamen kan.

1 opmerking: