woensdag 9 mei 2012

Om door te kunnen

Het blad wat ik moet vullen is leeg, op een foeilelijke en verkeerd geplaatste gele streep na. Het is juist die streep die me onrustig maakt, die zorg draagt voor mijn onwillekeurige oprispingen aan afslagen. Toch moet –als vingeroefening- dit blad vol.

Een helgele streep

De opdracht die voor mij ligt, wordt gestuit door een muur. Ik sta op een lopende band richting die muur. Er is niet veel tijd voordat ik die zal raken. Het zal mijn dood niet zijn mocht ik onverhoeds de muur raken, ik word immers niet als ‘crash test dummy’ ingezet, en de lopende band gaat niet hard. Maar toch. Die muur ontwijk ik liever.

Ik probeer het geel te vermijden. Uit te bannen, zodat ik kan voelen waar de ruimte zit, voor dat wat gemaakt moet worden. Invulling aan mijn leven, de dag, het uitgestrekte uur. Ik duw de pupillen iets naar elkaar en merk dat het geel groter wordt. Het vel consumeert. Van het midden reikt het naar de uiteinden en vervaagt naarmate de randen dichter bij komen.

Het geel moet weg, de smet van de dag, waar ik schrok en geschokt ben door woorden van andere mensen. Mensen- zo noemt men die.

Het helgeel van de ochtend, het onweer van een tijdlijn die niet die van mij is, die mij zou laten beven zelfs, mocht het onverhoeds wel mijn tijdlijn zijn. Ik zou de deur niet meer uit durven. Ik zou niet meer de boodschappen kunnen doen in de Jumbo, noch de boodschappen kunnen verkondigen die mij tot mens maken Ik zou een blad van 40 bij zestig centimeter vullen met spaties, of een kopie maken van een ander vel, door een ander gemaakt. Verworden wat anderen zijn, een kopie.

Zo ben ik, daarom moet het geel weg. Ik moet een leeg blad hebben. Het blad, een dag zonder strubbelingen, zonder afdwalende gedachten. Zonder gevoelens van angst, pijn, verdriet of zoals deze dag, diepe geschoktheid en woede.

Ik verstop me liever achter een lach, maar die helgele streep op het midden van het blad beneemt mij die lach, beneemt mij de lange adem voor een goed geplaatste zin. Mijn natuurlijke reactie is om te draaien. Het tempo te versnellen en weg te lopen van de muur die daar op ‘mijn pad’ opdoemt. Terug naar bed te gaan, terug te gaan naar de slaap en terug in de tijd. Maar ik kan die gele streep niet negeren, ik kan die muur daar niet laten staan, zonder, door die muur te knallen, er korte metten mee te maken, kan ik niet verder, alleen maar terug.

Mijn natuurlijke reactie, ik negeer hem voor even, dat kost mij moeite. Ik steek een sigaret op pers mijn borst vol lucht, recht mijn rug en kijk naar de muur, probeer het geel niet uit te bannen maar er in te kijken, het te begrijpen.

In het geel is haat, veel haat, kortzichtige haat. In het geel zie ik onmacht, een gebrek aan kennis. In het geel is een oorlog gaande, op de kantelen van de muur staan onbezonnen lieden stenen te werpen, naar een geketende. Het zijn barbaren op de muur gehuld in geel en met een geringe woordenschat.

Ik wil dat strijdgewoel niet in. Ik wil geen deel uitmaken van de hiaten in mijn bestaan, daar stap ik liever overheen.

Maar eerlijkheidshalve, bij deze doe ik het toch.
Ik kan het met mensen niet eens zijn, ik kan mensen grondig haten omwille van welke willekeurige opvatting dan ook. Ik kan mensen vervloeken omdat ze voor een roltrap stil staan, en voor hen die mij kennen, ik heb een grondige haat jegens traag rijdende onbeschofte buschauffeurs, een beleid in mijn woonplaats, een caissière die de beslommeringen van haar gestreken was belangrijker vindt dan mij mijn pak sigaretten ter betaling te overhandigen, en binnensmonds verwens ik ze. Een opkomende woede, tot tien tellen en hij is weg.

Een opvatting kan met woorden beargumenteerd worden, een man of vrouw bij de roltrap kan vriendelijk gevraagd worden weg te gaan, ook met de innerlijke wens ze van de roltrap af te werpen. Onbeschofte buschauffeurs kunnen middels een rustgevend muziekje buitengesloten worden, voor hetzelfde geld is je buschauffeur een zojuist gescheiden man met een schuld achter zijn naam. Het gemeentebeleid is niet alleen voor jou geschreven en heel misschien had de caissière geen pauze gehad en kletst ze nu even bij, betuig geduld ook met haast.
Daar komt geen ‘kankerkop’ aan te pas. Dat, beste mensen, heet fatsoen.

Voor uw informatie.

Ik duik in het geel.

Pak een spuitbus en loop zelf richting muur, mijn boodschap.

Sterkte Hassnae




Geen opmerkingen:

Een reactie posten