donderdag 30 oktober 2014

Het land ik

Sleep je straten door mijn land
Bouw je wegennet op borstplaat
droom van utopie

Ik kan je rukken, grijpen
vermangelen en zwijgen
al wat je doet; teniet

Sleep je netten in mijn zee
pleur je plastic weg
bedwing je dromen in stramien

als het moet

laat ik je schip branden
neem eerst de kapitein
schreeuw zonnestraal op asfalt

maar alleen als het echt moet



woensdag 29 oktober 2014

Losbol

Je scrupules vallen weg
een ontruimde danszaal
waar jij nog rondjes draait
in kaal licht van

de verschillende kleuren flitsen
voor je ogen/ op je blote schouders
vanaf de rand kijkt iedereen je aan
vingers prikken zonder enig effect

Je vult me met walging en schaamte
gal als de geiser en ogen vol haat
schieten naar toehoorders die beschimpen
ze wijzen meer op het ritme dan je dans

Als het licht dooft richting ochtend
het gevaar geweken is, kruip ik naast je
in de goot, sleep mee aan je geteisterde enkels
en zal je morgen wel weer spreken

vrijdag 3 oktober 2014

Een laatste blogstopt

Mijn blog stopt. Te veel van mijn losse gedachten komen hier terecht. Haastig, zonder nadenken en vanuit de impuls. De drang te schrijven wordt hier gedeponeerd als sigarettenpeuken op straat. Het genot vaak niet langer dan drie minuten.

Het is niet te voorzien of hier ooit nog iets zal verschijnen. De mens, ik incluis, is een wispelturig creatuur. Ik heb het recht mijzelf tegen te spreken en zie er geen schaamte in als ik over twee dagen alsnog iets nieuws zal plaatsen.

Ik wil u bedanken voor uw trouwe bezoek.

Aldus Geeraets

zondag 28 september 2014

-

Je bent luchtblauw en wolken
Als het je niet zint dondert het
Om op te klaren in ivoorwitte randen

We lezen je

Soms schrijf je kruizen in de lucht
Als raster ter verduidelijking of
Begrenzing van waar wel en niet

We lezen je

Het sluimert ons. We willen
bliksem, woest een tornado en wind
Die blaast en tiert zoals dit gevoel

We lezen je, en

Al wat je ons geeft, nu,
is de ochtendzon die ons verwarmt
als we naar je op zullen kijken.

woensdag 24 september 2014

Plastic geeft niet meer

We willen zo veel, eenmaal door het glas gebroken
dansen wij eerst op straat om de vrijheid (nare bijklank)
te vieren en vieren en swingen en slaan dan handen

ineen, die we vormen tot een platte en een vuist. Klaar
Om het gevecht aan te gaan, waar we klappen vangen
En neer zullen vallen dwars door het broze fundament

van onze keuzen. We krabbelen op, altijd jij en ik
we bekijken elkaar in het getekende doodvonnis
schrapen wat kleur hier, wat leven daar en eten wat

We zijn stil, gehavend en ik denk dat we nu wel
rijper zijn, dat we nu de sprong kunnen wagen

Weer door het glas, dat van plastic blijkt en weer
op de toeter, slaan we bijna op de lange vlucht

Terug naar waar we waren, in het gat, jij en ik
In de spiegel zeg ik het je, morgen wordt alles,
alles anders en dat weet je ook wel want je knikt

En dan staan we op, jij reikt naar de sigaretten
Ik schenk de koffie in en we tanen niet nu

We zetten ons op een enkele stoel, achter dit scherm
En proberen nu alles te bevatten

vrijdag 19 september 2014

The Undeclinable Ambuscade

Oh en hoe de mythische status van The Undeclinable Ambuscade
mij mede vormde tot het creatuur dat ik thans ben, dat heb ik u
natuurlijk helemaal niet verteld, is het wel? Zal ik dan maar?

we rekken regels op die tot dan bestonden en plaatsen hen onder
de noemer elasticiteit, dat doen we met grote schalen aan bier
zo ontdekken we dat de zeden tot dat moment binnen een cirkel

rouleren, waar een enkele stap verder de vrijheid heerst, ik slok
dan een leven lang op, haal in wat ontastbaar was voordien, wellicht
peuzel ik ook al wat van het einde, maar vrij was ik, vrij en daar

Achteraf zie ik de grenzen van de angst die ik doorbroken heb,
ik sta voor alles open, met sigaretten gehulde meisjes over wie
verhalen de ronde deden en dat je dat fantaseerde en later,
veel later alles bevestigd zag in het bed van een vreemde,

ooit, wachtte de vergelding van een timide jeugd bij
The Undeclinable Ambuscade, althans dat zeg ik nu, want
eigenlijk vier ik de vriendschap van hen daaromheen, naast
mij, bij mij en wat verder weg. We staan gespannen te wachten

in dezelfde zaal

Hoe dan?

’t is niet dat ik nu welig wil tieren, en/ of zwijgen
Het is meer dat ik ineens het kaarsrecht wil doorbreken
Niet om je dromen te kraken, of je weer wil zien te krijgen
Maar ergens moeten we toch de fles Verandering aanbreken

Weet je nog lief, hoe we daar, in de dierentuin ‘vrij’ keken
Dat we daar nog hand in hand en vooral ongegeneerd
zochten naar stille plekjes waar we elkaars haren streken
Heeft het tij, dat kwam en ging, zich tegen ons gekeerd

Hebben we naast de affectie inmiddels samenleven afgeleerd
En kunnen we die, bij de supermarkt, ineens opnieuw afhalen
Dat we het eens zijn over een avondmaal en alles opveert
Dat de koffietafel een feestmaal wordt voor de wijlen kannibalen

Je vlezige hitte weer over me voel stijgen en dalen
Dat we elkaar, in plaats van de dagen, aan elkaar rijgen
De verwarming spelen voor de koude en kille zalen
En, willen we dat bereiken, moet ik dan tieren of zwijgen?