maandag 16 december 2013

Zwart

Ik wil het zwart
het gitzwart
Schrapend zwart achter mijn ogen
Het zwart van binnen uit

Ik wil de nacht
naast verlorene
innige omhelzingen, spuwend
in het zwart

dagen wil ik kleur zijn
kris krassend de energie
jeukende kleuren bij
stilzitten

Maar nu wil ik het zwart
en dagenlang kankeren
op al dat niet klopt
in inktzwart
doodzwart

Morgen geef ik kleur
(hoor)
aan geliefden
maar voor nu-
laat me stikken

in mijn zwart.

woensdag 11 december 2013

de eerste keer van een naamloos meisje

Er zijn altijd momenten van spijt. In dit geval laveert hij tussen spijt en vreugde. Het zijn niet zijn acties van gisterenavond die hem de spijt bezorgen, noch is het dat weke, lege gevoel in zijn lendenen. Had hij het allemaal wel moeten doen? Leek dit niet te veel op het bezoedelen van een zekere onschuld? Onschuld is in onze tijd geen gemeengoed meer. Aan de andere kant was er de tederheid. Zo zacht en lief, een dergelijke schouwspel resideert in geschiedenisboeken en dan vooral in de fictie. Niet in haar leven.

Op het kastje naast het bed ligt een bril. Opgevouwen en met glazen zo helder schoon dat hij zich afvraagt, hoe glazen zo helder kunnen zijn. Zijn bril was een ratjetoe, een schimmige plek vol bacteriën, maar wel een bril waardoor hij nog altijd meer zag dan zonder. Hij poetste zelf sporadisch, het ging hem immers om zijn blikveld. Niettemin kronkelt er in zijn hoofd, een aal, glibberig en moeilijk te vast te grijpen. Een losse gedachte die over de bodem schuurt.

In het volle licht was ze prachtig. Een blanke huid die rilde van spanning en kou. Haar onderbroek verhulde geheimen en haar borsten stonden recht vooruit. Tepels prikten in de lucht, ook nu ze haar onschuld weg probeerde te buigen door haar heupen naar achter te duwen en haar buik in een holle pose vormde. Hij zag schaamte, kippenvel en een rode gloed over haar wangen die hij niet snel zou vergeten. Zou zij praten, ze zou stamelen. Zijn taak was, haar op haar gemak te stellen.

Hij, met ongewassen blazoen, wist zich echter geen houding te geven. Zijn speelse blik werd er één van een zekere verering. Ogen spiegelde zich aan haar gêne. Zo ontstond een langzaam schimmenspel in het lamplicht van een plafonnière.

Niets meer, had ze aan alle wijze lessen van haar ouders. Niets meer, had hij aan de talloze snelle bedpartners uit zijn jeugd. Dit had een weinig met neuken te maken, of lust. Iets geheel anders nam bezit van deze ruimte. Het plafondlicht keek toe hoe een kamer zich vulde met onzekerheid. De vingertoppen die hij gedwongen in beweging bracht. Reikend naar haar hals, zijn ogen –nog altijd even schaamtevol- door de ruimte heen gefixeerd op haar naaktheid. Hij had misschien weg moeten kijken, maar had haar daar mee gekwetst. Stevige doch zachte borsten, nog nooit aangeraakt schoten onder zijn blikveld, de navel met daaronder donker donshaar, de rand van haar onderbroek, de onzekere dijen, knokige knieën en tenen met ongelakte nagels.

Een hand raakt de schouder aan. Ze lijkt te schrikken van deze aanraking. Rimpels in een spiegelend oppervlakte. Schrik vlamt in haar ogen, maar dooft als de vonk van een weigerende aansteker. De huid is koud, langzaam wakkert hij haar vuur aan.

De ogen vinden elkaar vertroebeld en wel, in het pure, waarvan men weet dat het bestaat.
Als hij omdraait duwt ze haar heupen tegen hem aan en hij kust haar kruin.

vrijdag 29 november 2013

Rijzende ster


Het leven is mijn aquarel
lafhartig meng ik me in
willekeurige interesses
en ik adapteer

Geleidelijk vloei ik over
in jou en kijk in je kleur
vastomlijnd word je nooit
want ik stroom weg op een wens

Het spijt me ook, dat je teint
een zachtroze was, en nooit vlezig/ vast
dat ik met beide handen streek
naar de volgende verwezenlijker

van futiliteiten
en een trede hoger
je doezelde in het paars
nog wat door, maar
bij blauw was je weg

Foetsieweg waren de gedachten
de rijzende ster schreeuwt om
aandacht.



maandag 18 november 2013

Een oranje muur

Zo zei ik haar dat ze naar paardenvlees rook
hetgeen zij bestempelde als de geur van rund
we bedreven de liefde daarna alsnog
niettemin leek het wat op ritme zoeken

Weldra zouden we trouwen en wonen in een huis
met een oranje muur die ik liever groen had gezien,
naast het bed stonden aan weerszijden verschillende lampen

De nachtkastjes leken wel een voorbode
hoewel we in de nacht onze verschillen vergaten
omdat we zo druk bezig waren perfectie te zoeken

We hielden het een poosje vol
tot we uit elkaar gingen
en we beide appeltaart roken

het licht scheen op dat moment
best mooi op de oranje muur.

zondag 17 november 2013

Stukjes van alle tijden

Stukjes van alle tijden
Scherven soms door de dag
Niet meer dan losse flarden, u
hoeft er niet bang voor te zijn

Als ze niet te plaatsen zijn, ze
ineens voor je staan, zwijgzaam
tekenend in je hoofd; soms fluisterend
zoals de levensles.

Of je uit het niets wild citeert
zonder besef van de auteur
die zonder wroeging stierf
uitgesmeerd over jouw papier

Stukjesscherven, zonder vaste vorm
De her-en-derretjes van je geesteskind
Onomstotelijke feitjes gedurende
een lyriek en opportuun moment

Nee, u! mijn waarde hoeft niet te vrezen
Krankjorum bent u allerminst -ook niet
als randen hiaten slaan, het causaal
verband verdampt.

Drink gewoon maar niet zo veel.


woensdag 13 november 2013

B O N F I R E

Voor Anky van Grunsven



Steek het vuur nog eens aan

Laat ons herleven in warmte

De gouden gloed van je vlammen


Mokerslagen van je hoeven

Hoe vederlicht je tred ook was

ze dreunde door in zenuwen


Stilzitten was zo lastig

Als je danste in het zand

bewoog je zilver naar goud


Je liet de maan verbleken

Met je meervoud


Je liet de nacht gloeien

Gedurende kou


Je reflecteerde vlammen

Op je spiegelende vacht


Steek het vuur nog eenmaal aan

Voor de nacht, de lange donkere

nacht die we betreden, in afscheid


donkere tijden zijn het

jij neemt ze weg

door in herinnering

je naam eer aan te doen

warmte geef je

Bonfire


Nog altijd

vrijdag 1 november 2013

Een goed huwelijk

Je koekt aan
Zo scherp
Dat snijden
Bloed geeft

Hoe romig zacht je was
Huid die leek te zeggen
Hoi-ik beweeg mee

Nu plak je aan bed
Rimpels en reliëf
Onder de dekens

Sappen zijn uitgedroogd
Uitgewaaierd ligt je stem
In die kenmerkende pose

Als er bezoek is
Gaat de deur dicht
Mijn balsemen is mislukt

Het spijt me lieverd