zaterdag 26 april 2014

Perpetuum mobile


Onomstotelijk bewijs is er geleverd voor het feit dat de wereld soms, tegengesteld aan de richting die jij wenst, op draait; dat is de ervaring van Emme Douwert. Zijn dagen verlopen de laatste tijd dermate dramatisch dat er niets anders op zit dan de conclusie uit zijn hypothese vooralsnog te accepteren. Emme wil vooruit. Om vooruit te komen heeft hij de afgelopen jaren het nodige in gang gezet, hij heeft tal van stappen ondernomen die hem dichter bij zijn eigen doel zouden brengen. Emme, de ambitieuze dertiger, zou dit doel bereiken.

Wij. Nee ik, respecteer zijn standvastigheid, zijn beroepskeuze en de discipline waarmee hij zijn oprispingen van weerzin geselt tot slaaf. Wat u daar van denkt, daar kan ik niet over oordelen, immers hebt u Emme nooit ontmoet, of misschien wel in het passeren –wellicht deelt u mijn mening dan. Het kan ook mogelijk zijn dat u in het passeren van Emme, in de supermarkt of op straat, niet eens heeft stilgestaan bij zijn gewaarwording. Wellicht zag u hem en dacht u; die jongen die leeft te gehaast, zijn benen bewegen te langzaam bij zijn snelle bestaan, waardoor zijn rug permanent naar voren hangt en hij daar later problemen van zal krijgen. De aanhechting naar zijn billen zal eerst een zeurende pijn geven en pas na lange tijd een immobiliteit veroorzaken die met alle wil van de wereld niet zo een-twee-drie weg te krijgen is. In dat geval zou u gelijk hebben en dat is dan ook exact wat er is gebeurd.

Emme zit op de bank. Er staat een glas water op tafel en op de grond liggen tal van speeltjes. Legoblokjes, een paar speelgoedauto’s, allerhande wapens van plastic die zachte projectielen door de ruimte kunnen slingeren. De televisie staat aan, het nieuws dat verzorgd wordt door een zender die in een loop van twee uur het nieuws herhaalt tot er nieuwe feitjes boven tafel zijn gekomen, uitgeschreven zijn en middels een scherm de nieuwslezer zullen bereiken. Alles gaat slecht, de economie dondert als een kaartenhuis in elkaar, er is frictie in het oosten, weerzin in het westen en alles wat daar tussenin zit is een belegen kaas die te lang gelegen heeft. Zo voelt Emme zich vandaag, alles wat daartussenin zit. Zijn rug doet immens pijn en hoewel hij te verstaan heeft gekregen dat hij zich zal moeten blijven bewegen, kan hij niet anders dan stil voor zich uit staren. Naarmate hij langer stil zal zitten wordt de kans zich te bewegen kleiner en kleiner. De knopen in zijn spieren trekken strakker en strakker, pezen drogen uit in de pose waarin ze op dit moment getrokken zijn. Emme voelt dat en beweegt niet. Hij kijkt naar een scherm waar niets te zien is. Het zonlicht van buiten beneemt hem het zicht.

Zo vindt zijn vrouw hem, ze probeert hem op te tillen, zodat hij zijn rug kan rechten, maar Emme Douwert, 34 jaar, in de bloei van zijn leven, op het punt stappen te zetten, krijst het uit van pijn. Zijn vrouw begint te huilen, de zoon die in haar kielzog is meegekomen wil snoep.
Zoals de pezen zijn ingedroogd, het rubber van een oud elastiekje, zo weerbarstig is het huwelijk tussen deze twee mensen geworden. Zij heeft altijd alles voor hem opzij gezet, zodat zijn droom, zijn enige echte droom ooit verwezenlijkt zou kunnen worden. Alle tekenen waren voorheen uitstekend geweest, maar thans in het kielzog van vooruitgang, was er een stroming geweest die tegenovergesteld aan de zuivere winst zijn afstotingskracht liet gelden. Barsten waren in het huwelijk zichtbaar, er hoefde maar een heel klein beetje spanning op komen te staan en… Zo was nu het geval. De laatste streng van het elastische verbond brak.

Emme gaat scheiden. Zijn rug is definitief gekwalificeerd als onmaakbaar. Kapot. Zijn wil was een transparant vliesje over een bouillon geworden, even koken en er bleef niets van over. Hij had negen jaar gewerkt om in het zicht van de haven aan den lijve te ondervinden dat de dromen van nu aan diggelen geslagen kunnen worden door een simpele loop der omstandigheden. Eerst was het een afwijzing, nadat hij zich als een expert had gewaand aangaande de fictie in zijn boekenkast. Daarna was er de walging van de wereld die hij had willen betreden, gerecht de rug, fier en monter. Ze moesten hem niet en naarstig was Emme Douwert doorgegaan. Hij las meer, schreef uit de boeken die hij las zijn bevindingen, legde verbanden tussen grote en kleine werken, wist wie door wie beïnvloed was, wist te zeggen dat het vroegere werk van x symbool stond voor een nieuwe generatie in de fictie. De constante stroom in de literatuur was voor Emme geworden wat het had moeten zijn, hij kon de tijdingen voorspellen en had daar - naar eigen zeggen - gelijk in. Weldra worden er meer fragmenten geschreven die tezamen een verhaal zouden vormen, had hij begin jaren ’10 geschreven in een lyrisch stuk over de hedendaagse literatuur. Jarenlang had hij voorovergebogen aan zijn tafel gelezen, tot wanhoop van zijn vrouw, die thuis zou komen en een tafel, die bestemd was voor het avondeten bezaaid zag liggen met boeken, notities, papieren her en der. Soms waren er dagen dat Emme zo in een tekst verscholen zat dat hij haar niet eens binnen had zien komen. Duizenden boeken stonden dan weer op genre, dan weer op schrijver in zijn boekenkast. De verbanden die Emme in zijn hoofd legde waren terug te vinden in de continuïteit aan veranderingen in zijn immense kasten. Het huis verwerd een stofhoop waar niet tegen op te poetsen was. Stof vergaarde zich overal en het zoontje kreeg last van de luchtwegen. De boeken werden verplaatst naar de tochtige zolder, die verder zou vreten aan het verval van de rug.

Bij elk stuk dat Emme had willen publiceren, kwamen de afwijzingen. Hij was te extreem in zijn conclusies, te hard voor de auteurs die op eenzelfde zolderkamertje hadden zitten ploeteren op het debuut, zijn verbanden waren goed onderbouwd maar konden niet op bijval rekenen van de collega-recensenten. Dan ging hij steevast meer lezen, stond in de ochtend op, zocht tussen alle paperassen naar de brochures van uitgeverijen, vond tevens zijn lijst met ‘te wensen boeken’ en haastte zich, op die kenmerkende pas, naar de boekhandel. Daar telde hij zijn geld en zijn nieuwe zegeningen. Emme had tot de kern van de literatuur willen komen, en vond in al zijn notities daar vaak bijna het antwoord. Een vertrouweling had hij niet, maar zo langzaamaan groeide het besef, dat hij geen lariekoek vertelde. Dat zijn inzichten, hoe extreem en surrealistisch ze ook voorkwamen, begonnen te landen in de hoofden van zijn collegae. Hij zag in de recensies soms zijn gedachtegang terug, hij won invloed en dat smaakte goed. Als een bezetene ging hij nog harder tekeer, hij vergeleek de kinderboeken van Roald Dahl met de ongecensureerde poëzie van Ginsberg en schreef er essays over, die hij, in navolging van zijn groeiende invloed, deze keer wel zou kunnen slijten. Maar hij was doorgeslagen, zijn verbanden werden vreemder en bijna niet meer te verkopen, de interesse nam af zoals de pijn in zijn rug toenam, zoals het huwelijk onder druk kwam te staan, tot aan dit moment.

Emme ligt kermend van de pijn op de grond. Zijn rug is kapot. Zijn vrouw draait zich van hem weg. Zijn kind eet snoep. Op zijn onderarm de tatoeage die zijn bestaansrecht definitief verloor. Perpetuum mobile.

maandag 21 april 2014

Het Park


Het is een lentedag, alles is al een poosje groen, zo groen dat er geen glimp meer te vangen is van de oranje luifels die aan de overkant van het park zijn neergelaten tegen de voorjaarszon. Normaal zou je door de kale takken of net boven de eeuwig groene bossage de hoge ramen zien, af en toen schuifelt er iets wits achter. Nu is het hospitium aan het zicht onttrokken. Nieuw leven heerst langs de klinkerpaden.

Kijk je vandaag naar het park, je zou jezelf in een andere tijd wanen. Een gestalte, licht gebogen, maar lang, beweegt traag voort over de parkroute. Hij staat nergens bij stil. Als je goed kijkt zie je zijn gedachten grasduinen. Een bruine broek, een geruit overhemd een dun colbertje van dezelfde kleur bruin als zijn broek, een wandelstok. Stap voor stap baant hij zich een weg door de dag. De laagstaande zon werpt een lange schaduw achter zich en met zijn vrije hand herschikt hij zijn hoed, zodat hij het zicht aan het felle zonlicht kan onttrekken. Dagelijks zul je Diederik van Hoogeneinde hier zijn rondje zien maken.

Het is een dag waar je jonge meisjes in witte jurkjes verwacht. Ze lopen vlijtig met kleurrijke ballonnetjes, gekocht van de centen die ze hebben gehad van de grootouders, nadat ze hen deze ochtend het zondagse bezoek hebben gebracht. Je verwacht vandaag jongetjes in korte broeken, sokken en degelijke schoenen, bretels die er een geheel van maken -voor hen, is alles wat voor hen ligt belangrijker, belangrijker dan het in de maat lopen volgens vaders wens. Zij rennen speels vooruit achter de eenden aan, of schoppen een steen dat de zondagse schoenen zal verpesten.
Een dergelijke dag is het, voor de kinderen grenadine, voor de ouders koffie op het terras.

Naast Diederik loopt er echter niemand. Op het geruis van de wind na is het stil. Vogels fladderen rond, maar je hoort ze niet. Ze hebben elkaar niets te zeggen. Pas bij de vijver is er iets meer lawaai. Eenden klapwieken vleugels in het water, hetzelfde water dat de fontein verderop sierlijk omhoog sproeit. De gestalte loopt echter stoïcijns door. Het lijkt een verplichting vandaag. Doorgaans loopt de heer Van Hoogeneinde zijn rondjes opmerkzamer, staat hij stil bij de eenden en haalt uit zijn zakken wat oud brood voor ze. Vandaag is er niets.

Zijn tred is trager, zijn wandelstok sleept bijna over de grond, zoals een van de jonge jongens zou sloffen naast zijn vader als die hem kort zou houden, hem niet in staat stellend met de andere jongens achter de eenden aan te gaan. Als je door de spleten van je ogen zou kijken zou het warempel net lijken of Diederik van Hoogeneinde achteruit zou lopen. De weerzin spreekt boekdelen.
Waar Diederik altijd de westelijke ingang nam en zich dan via het noordelijke punt van de vijver naar het oosten begaf, om daar, aan de kant van het hospitium, de poort uit te gaan, loopt hij nu een vol rondje om de vijver heen en komt mijn kant op.

Mijn taak in het park is eenvoudig. De kiosk die, als overblijfsel van een tijd dat meisjes op zondagmiddag met witte jurkjes ballonnen droegen en jongens balsturig voorbijraasden, werd door mij bestierd. Ik verkocht er kranten, bladen en allerhande snoepgoed en energy drinks. Ik werkte er vier dagen in de week en zodoende zag ik de heer Van Hoogeneinde vrijwel dagelijks. Een keurig groeten van een man op stand als de benen het hem toestonden en hij wat te vertellen had. Meestal echter, nam hij de hoed van zijn hoofd en knikte hij als hij de laatste korstjes brood aan de eenden had toevertrouwd vanaf de overkant van het water. Vandaag loopt hij echter mijn kant op. Een geknakte rietstengel, waar het leven uitgezogen is, zo in het bruin.

Als hij bij me is, vallen mij de diepe groeven in zijn gezicht op. De huid is bijna transparant geworden. De kracht van weleer, de ranjadagen, lijkt uit hem gezogen. Een gebarsten stem vraagt mij om een rolletje King Pepermunt en een editie van Het Parool. Ik overhandig het hem en hij staart een tijdje in zijn beurs. Guldens en Euro’s, een wisseling die hem bij tijd en wijle nog steeds verward maken. Als hij heeft betaald, zijn beurs keurig heeft weggestopt in de binnenzak van zijn colbert en hij zijn wandelstok weer pakt, knikt hij vriendelijk naar me. Het hospitium laat hij vanaf vandaag links liggen. De vreselijke gewaarwording van het heden.

vrijdag 18 april 2014

U vraagt mij naar de ideale dag

Tijdens het ‘sollicitatiegesprek’ werd mij het volgende gevraagd: ‘Hoe ziet uw ideale dag er uit?’
Even moest ik nadenken. Ik wist wat het correcte antwoord op deze vraag zou zijn. Met een gebbetje zou ik ze kunnen vertellen dat ik plezier en voldoening uit mijn werk wil halen en dat, als ik dan toch moest kiezen, ik er voor zou kiezen een chauffeur aan te nemen die me zou brengen en halen. Dat was het antwoord dat zij hadden verwacht, hart voor de zaak en een kleine kwinkslag.

Ik gaf echter een heel ander antwoord en tot op heden sta ik daar nog steeds achter.

‘Mijn ideale dag ziet er als volgt uit. Ik ontwaak tussen zeven en acht uur in de ochtend. Dan zal ik me uitrekken een ochtendjas omslaan en naar beneden kruipen. In het beste geval is er op dat moment al koffie. Dat is belangrijk, en ideaal.
Als er al koffie is zal ik een kopje inschenken en mijzelf zetelen op het aanrecht, alwaar ik onder de afzuigkap een sigaret zal roken en mondjesmaat van mijn hete koffie zal drinken. We zijn dan ongeveer een minuut of vijf uit bed. Als de sigaret op is pak ik mijn telefoon ter hand, ik begeef mij middels een app naar twitter, waar ik kenbaar maak wakker te zijn en probeer de ‘waan’ van de dag te verwoorden. Niet zelden gebruik ik het woord ‘koffie’, want dat levert vaak reacties op. Meestal biedt men mij dan een virtueel bakkie aan –al dan niet met een fotootje vergezeld. Ik bedank dan netjes en lees wat de mensen zoal zeggen. Vervolgens open ik nu.nl een site waar ik snel even kan kijken wat er zoal gebeurd is, terug naar twitter om te kijken of mensen nog iets tegen mij hebben gezegd. Soms wijst men mij dan op spelfouten, of verkeerd spatiegebruik in mijn tweets, hetgeen ik accepteer. Voor mij is dat het teken dat ik nog niet helemaal wakker ben. Het volgende is dan cruciaal voor het verloop van de dag: na ongeveer twee kopjes koffie en het dubbele aantal sigaretten denk ik wakker te zijn, ik test dat door een spelletje op mijn telefoon te openen en dat gedurende tien minuten te spelen. De bedoeling van het spelletje is zo ver mogelijk te rennen en muntjes te pakken, daarbij hindernissen ontwijkend. Het spel zelf is niet zo interessant, sterker, het is het enige spel op mijn telefoon, maar het stelt me in staat te kijken of ik echt wakker ben. Ik toets dat aan de reactiesnelheid. Als ik verder kom dan 5000 fictieve meters acht ik mijzelf wakker genoeg voor de aanvang van de dag.
Ik zal mijzelf verplaatsen naar de plek achter mijn laptop, een log, groot, zwaar ding die even handig te vervoeren is als een desktop uit 1999. Daar zal ik schrijven, meestal aan een boek, soms aan gedichten, soms aan losse notities en heel af en toe aan brieven die ik nooit zal versturen. Schrijven gedurende twee á drie uur. Dat is de ideale tijd. Langer lukt dan ook niet omdat mijn maag dan begint te protesteren en ik op zal moeten staan om iets te eten te pakken. Dat is geen fijn gevoel, die hongerklop na een vingermarathon, maar behoort wel tot het ideaalplaatje. Ik eet een boterham met pindakaas, soms twee –de wens dat ik er uiteindelijk groot van zal worden heeft me nooit verlaten.
Vanaf dat moment zullen er twee opties zijn, of ik lees een boek, of ik ga douchen om de dag buiten tegemoet te kunnen treden. Meestal gebruik ik de energie van de boterham om mijzelf naar de douchecabine te zeulen om daar de vergane glorie in ere te herstellen. Ik kleed me aan, loop naar beneden, zet mijzelf wederom achter mijn laptop en lees wat ik heb geschreven. Na wat kleine aanpassingen sla ik het geheel op. Het is nu ongeveer half twaalf. We hebben nog een lange weg te gaan.
Mijn boekenkast trekt dan mijn aandacht –aangezien dit een ideale dag is- ben ik in het bezit van elk boek dat ik ooit zou willen lezen. De vraag die ik mijzelf stel is dan of ik zin heb in fictie, non-fictie of poëzie. Meestal lees ik een uurtje of wat en kies ik voor kortere stukken die ik af kan lezen. Mijn leesboek (vaak fictie) ligt boven naast mijn bed en mocht ik ergens naar toe moeten (ik heb geen rijbewijs dus neem altijd de bus en de trein) dan gaat dat exemplaar mee in mijn tas. Reizen behoort tot een andere ideale dag hoor, niet deze.
Als u heeft meegeteld is het inmiddels half één, één uur. Een mooie tijd, de zon heeft zich net over de helft van de dag geperst en ik heb al geschreven en gelezen. Op de beste dagen schijnt natuurlijk de zon, buiten is het niet te heet, de kinderen in de buurt hebben geen vrij. Ik zal mijn jas dan aantrekken, mijn laatste sigaret roken en doorlopen naar een winkel waar ze nieuwe sigaretten voor mij hebben. Dan begin ik aan mijn tocht, een lange wandeltocht die niet per se langs mooie stukken hoeft te gaan. Lopen is bij uitstek een manier om je hoofd helder te krijgen, andere mensen sporten, ik loop. Het is derhalve niet belangrijk waar ik loop, het is de handeling lopen die je hoofd tot rust maant. Soms draai ik muziek, maar op deze dag niet. Er fluiten vogels en nergens zijn kinderen, iets uitbannen zal niet nodig zijn. Als ik terugkom ben ik dorstig, ik schenk mijzelf een wijn in en zal met een boek en wat kleine versnaperingen in de zon in de tuin zitten tot ongeveer 5 uur. Dan begint het iets frisser te worden en zal de koude witte wijn mij nog iets kouder maken. We glijden de avond in en er zal gegeten moeten worden, ik neem daar ruimschoots de tijd voor. Omdat alles op ideale dagen voorradig is, zijn er volop verse groenten en ingrediënten te verkrijgen. Vandaag maak ik een soort mexicaanse rustieke salsa saus van tomaat, paprika, ui, foelie, gedroogde chilipepers, laurier en daarin pocheer ik een tweetal eieren. Zout en peper strooi ik over de eieren. Ik snijd een verse rode peper in kleine stukjes en plaats die op een tortilla, daaroverheen plaats ik een grote hoeveelheid cheddar kaas, dat gaat samen in de oven. Ik zal genieten van mijn maaltijd en er draait pas dan een muziekje. U zult denken komt er ooit een einde aan deze dag, jawel. Heb geduld.
Na het eten open ik mijn mailbox, ik kijk welke artikelen mij aangeraden worden op Blendle.nl en ik zal mijn uitgever een mail sturen over mijn vorderingen. Heel af en toe plak ik een geschreven brief in de mail en verstuur die naar geliefden die er niet zijn. Dan gniffel ik wat om mijzelf. Vergezeld met een goed glas wijn lees ik artikelen op Blendle, kijk op verscheidene sites of er goede boeken aan zitten te komen en maak kleine vreugdesprongetjes bij de aanstaande roman van Adriaan van Dis of iets anders. Als het tegen acht uur loopt, spring ik even op twitter om te kijken hoe het met iedereen staat, de wijn zorgt voor bravoure die ik de volgende dag vaak betreur. Hoewel ik niet dronken ben heeft de drank melancholie aangezwengeld. Ik lees de tweets met iets meer gevoel. Na wat gebbetjes te hebben gemaakt zal ik nogmaals lezen wat ik in de ochtend schreef, ik zal knikken bij sommige zinnen en kleine aanpassingen aanbrengen, dan open ik een nieuw worddocument en ga daar verder in het verhaal dat ik schreef. Meestal wordt dat een litanie zonder een echt begin of einde, hoewel de dag daarna altijd zal blijken dat er bruikbare frasen inzitten. De aangeschotenheid, maakt je soms wat vrijer. Als het tien uur is verlang ik naar mijn bed, dat is vroeg, maar ik zal dan ook nog even lezen, simpelweg om me even ergens anders te wanen. Dat escapisme van de fictie, vlak voor het slapen, dat zou ik iedereen aan kunnen raden.’

Als ik klaar ben met praten kijken de mannen mij niet begrijpend aan. Het gesprek zou ongeveer een kwartier in beslag nemen en we zaten hier nu ruim twintig minuten. Ik dacht niet dat ik aangenomen zou worden op basis van dit verhaal. Dus ik begon te nuanceren.

‘Ziet u, dat is mijn ideale dag, een werkelijkheid scheppen die niet bestaat, onmogelijk is in feite. Sporadisch verloopt een dag zo, maar nooit exact zoals ik beschreef. Toch is het die dag die mij als ‘echt’ voorkomt. Echter dan het opstaan, aankleden en naar het werk gaan. Ik kan me verplaatsen in mijn ideale dag, hij zit mij als gegoten. Als u mij vraagt wat de ideale dag is, dan is dat een dag die ik naar mijn eigen inzicht kan invullen, waar ik de tijd kan beïnvloeden naar mijn goesting. Ik rek de uren, of maak ze korter als ik wil gaan slapen. Dat doe ik al schrijvende, of lezend. Aangaande deze functie, die u mij voorschotelt zal ik u het volgende zeggen. Ik heb graag plezier in mijn werk, haal er graag voldoening uit, en als ik mag kiezen, word ik graag gehaald en gebracht door een chauffeur.’

Helaas werd ik niet aangenomen.

dinsdag 1 april 2014

Lente in de boekhandel

wellicht zal het niet zo’n ochtend zijn zoals alle anderen
misschien vormen vandaag de stofdeeltjes een verbond
roepen ze harder als haardvuren en voorjaar dat buiten galmt

ik kan het niet beperken tot die gedachte stamel door het overwoekerde
woud dat continu beweegt als de prairiehond in het rulle zand
en beleef naast zondige ook zeer kuise momenten van sereniteit

de boekhandelaar loopt door zijn verhalen fluistert allengs woordjes
van liefde naast hem een trouwe kat die waakt dat muizen niet knagen
de lampen zijn niet ontbrand sloffen wel zichtbaar in de vloer

zo tel ik zegeningen tot ik niet meer kan en sla de ruggen recht
met een vlakke hand zou het toetsenbord dwingen tot ongrijpbare woorden
wellicht wordt vandaag anders niet zoals gisteren of daarvoor

de katrollen aan de gevel tillen vleugels buiten het is weer tijd voor vliegen
ze kunnen je hoofd vullen en zoemen dan landen ze op zere plekken die
je had willen vergeven voor het bestaan dat je zelf gaf

ik tik de tijd af en sla de luiken open naakt in het zonlicht voor iedereen te
zien draai ik snel een halve pirouette en been weg tussen de lanen van
gevelde bomen en letters in onderschift