woensdag 27 februari 2013

einde dienstregeling

We staan daar en vullen schappen met leugens
Lege bakken in plasticblauw -tot de nok vol niets
onder andere in het departement: rollende band

we denken vast na: de liederen op ons heengaan
ze moeten drinken, lachen, rocken,
patat / mayonaise, de luide knal

het twaalfuurtje sieren we op met kloddertjes
humor noemen we dat, tussen het brood
feitelijk de smet op het bestaan

we verpakken een langzame dood
vinden een gemeenschappelijke lijn
doen het in plastic bakken
verkopen slechts
gebakken lucht

we denken vast na, hoe we zullen kijken
naar hen in de zaal, schrikken ze nog
bij de stervende tonen in ijle lucht

komen ze nog kijken
bij het strooiveld
in de sneeuw

zaterdag 23 februari 2013

Gevoelstemperatuur +18

Laat ik gewoon doen alsof het een lentenacht is. Een nacht waar een dun jasje volstaat, waar kou uitgebannen is en de zomer al in de lucht hangt. Warmte heerste op het terras overdag. De kleding wordt lichter, dunner en de mensen lachen weer. Een nacht na een dergelijke dag. Het is een lentenacht en verrassingen waren er deze dag volop.

Het zijn tijden dat niets hoeft en alles kan. Met je ouders heb je niets meer te maken, ze wonen elders in een groter huis. Je huurt een kamer en leeft van fooien, meer doe je niet dan leven. De horecafooi is de bonus voor de bankier, het presentje voor de barman. Hoe je dat wendt of keert.

Je bent een dag vrij, je loopt een centrum in als vreemde. Iedereen die je kent, al je vrienden, ze bestaan even niet. Jij bent hier alleen, je kwam hier nooit, je woont hier niet. Jij gaat op onderzoek. Om een stad te leren kennen loop je eerst wat rond, tot daar een boekhandel is die niet genegeerd kan worden, je stapt binnen en voelt de onbekende verhalen aan je trekken, de eerste zinnen van boeken nemen je mee naar daar waar niet hier is. Het is niet de stad waar je woont. We zijn niet daar.

We zijn in Gent waar middels een gemotoriseerd voertuig een inheemse kroeg aangedaan wordt, we verplaatsen ons naar smeltend asfalt in een zonovergoten stad in een willekeurig heet land, we zitten op een terras. Een hond wordt uitgelaten. In de boeken, de zinnen is willekeur en alles mogelijk.

Met twee titels lopen we de stad in, ik loop, jullie lopen mee. Ik neem jullie mee, er liggen verrassingen in het verschiet. We lopen naar een straat waar wij niet eerder kwamen. De donkerte in het etablissement is eerst overweldigend, later zacht en aangenaam na het eerste drankje. We zijn vrij en we drinken een bier om 14:00.
Buiten lopen de mensen die werken, wij, wij hoeven niets. We zien ze aan, hoe ze lopen, bedenken verhalen bij hen en drinken bier. De muziek valt ons op en we deinen onbewust mee met knikkende hoofdjes, ja, we zijn vrij.

Het gevoel van euforie die de muziek ons brengt, de bardame is een excellentie waar je een eed voor af zou leggen. Je geeft haar de fooi die ze toekomt. We knikken naar elkaar en ze zegt dat er vanavond iets te doen is. Daar en daar. Zomaar, omdat we knikten met de hoofden, of bier dronken. Vrije mensen trekken vrije mensen aan.

We lopen weer door de straten als dromen, lichtvoetig nu en rooskleuriger door de glaasjes die wij dronken. U dronk mee. De winkels gaan dicht en niemand blijft over. De stad loopt leeg en wij gaan schuilen voor de stilte in een andere kroeg. Het terras zit vol gelijkgestemden, we kletsen inmiddels honderduit, de schroom valt van ons af, de wereld ligt onder onze voeten, we balanceren op een bal. Als we harder rennen, of lopen is het eerder een volgende dag. We zitten, we drinken, we knabbelen versnaperingen en roken wat af, de vrijheid slaat ons om de oren tot de lucht zwart ziet, en de jassen ritsen.

Naast ons zit Bram naast Margje, we kennen ze niet maar ze gaan mee. Mee naar de volgende, de volgende tot de tip van de barvrouw, het restbedrag krijg je terug. Op een donkere dansvloer staan mensen. We kijken ze aan, gaan in ze op. Zij is er ook, nog mooier dan eerder, jij tikt me aan om te wijzen, daar is ze.

Bij het treffen hoort het proosten die nacht, mijn boeken zitten in mijn tas, haar nummer, en dat van Bram in mijn telefoon. Bram is met Margje ik ben met u, we hebben grootse plannen.
De lichten springen aan en ik ga op zoek naar mijn huis, de klok slaat diep in de nacht. We zoenen en lallen en we beloven nooit meer anders. Mijn jas hangt open als ik me van u verwijder. De straten glimmen in het lamplicht. Al wat ik hoor zijn schreeuwende stemmen, en fietsen die aanlopen, het wringt bij de velg. Er is geen wind. Ik zoek mijn huis. Rechts in de verte: de lach en muziek. Ik buig dan, diep in de nacht naar mijn nieuwsgierigheid. Zo typ ik een lentenacht, onderwijl ik zwicht voor melancholie.


woensdag 20 februari 2013

Lunchpauze

Kun jij je de geur van speculaas voor de geest halen? Die geur die je ruikt bij de bakker rond Sinterklaas, of misschien beter, de geur die je op kunt snuiven bij het opendoen van de oven. Die distinctieve geur, zo rook zij in het voorbijgaan. Niet dat zij zich vol had gevreten met brokken krokante koek. Het was meer een zweem van parfum. Het leek alsof ze door een nevel van speculaaskruiden was gelopen en haar hele huid bedekt was met een fijn stof. Zo kwam het mij ten minste voor.

Het poeder danste om haar soepele huid, reflecteerde het licht in een bepaald hoek. Dat verzon ik dan weliswaar, maar de geur deed het vermoeden. Hoe verrast was ik dan ook toen ik haar gadesloeg. Een ietwat mollig meisje met blond haar, half lange kaki jas met opgetrokken kraag, zwarte panty onder een zwarte rok die tot halverwege haar dijen kwam en net onder de jas vandaan piepte. Boven haar heupen had een ceintuur zich gevormd om het slanke gedeelte van haar lichaam en hield de jas gesloten. Ze was iets kleiner dan ik, 1m58 gok ik. Het gaf haar een wat compact uiterlijk.

Toch was ze in haar gezicht niet onaantrekkelijk. Niet beeldschoon of excentriek, eigenlijk een beetje gewoontjes. Volle rode wangen (het was koud die dag) blauwe ogen, niet te veel make-up. De vlaag in het voorbij gaan. Haar schoenen zagen er niet duur uit, niet goedkoop, maar degelijk, de kwaliteit waar ik haar ook zou mee willen bestempelen. De schoenen klakte bij de stapjes die zij zette. Ik moest oppassen dat niet met mijn tong te doen.

Ze draaide om me heen bij de tafel. Boeken hielden ons gescheiden, maar de geur trok me over de tafel heen naar haar toe. Ze geurde zo dat ik het bijna surrealistisch vond. Speculaas in de Bruna. Ritmische klikjes en klakjes. Ik verbeelde me het kneden van donker deeg, het malen van zuivere donkergebrande koffiebonen, pure chocolade smeltend om roomijs, met roomijs, tot een poel aan donker genot.

Het was mijn beurt mijzelf om haar heen te draaien naar het uiterste puntje van de tafel, waar ik nog even had willen kijken. In het passeren brak ik een stukje af, knabbelde aan haar koek.
Ze zag me, draaide zich naar me toe en lachte slechts even. Tussen haar tanden zat nog een restje, in de hoek van haar mond plakten nog kruimels. Als stof toonden haarfijne korreltjes een donker sikje, een laagje over haar kaki, gestopt bij het ceintuur.

dinsdag 19 februari 2013

we gaan er even tussenuit voor de boodschap



De biefstukkoning ‘Piet de Leeuw’ in Amsterdam neem ik het in zijn geheel niet kwalijk dat hij zijn gasten bedonderde met paardenvlees, evenmin zijn leverancier die van alle praktijken op de hoogte was maar niets aan de kaak stelde. Eveneens neem ik het de lasagnemakers niet kwalijk dat zij gehakt in de lasagne verkochten als rundvlees terwijl er misschien wel een ‘black beauty’ vermaald werd om de smaak van vlees nog enigszins te proeven. Eigenlijk neem ik het onszelf kwalijk, wij de consument. Wij laten het toe.

Het probleem met paardenvlees als rundvlees verkopen is slechts een topje van de ijsberg. Me dunkt zeg. Immers de landelijk dekking van T-mobile die ze pretenderen te hebben is een farce, het is simpelweg niet waar. Hele gemeenten zijn verstoken van een netwerk. Onbeperkt internet is niet onbeperkt. De treinen rijden niet 95% op tijd, ze rijden met een lagere bezetting waardoor dat wat wel rijdt, op tijd is. De kaas op pizza’s is vaak geen kaas. Puur en eerlijk van de Albert Heijn is geïnfecteerd met e-nummers, waardoor het hele begrip ‘puur’ nergens op slaat. Wij zijn niet allemaal oranje, zoals de ING ons wil doen laten geloven, wij zijn van vlees en bloed en laten ons piepelen.

Renners foppen ons met epo, voetballers verdienen bij door doelpunten te verkopen, gele kaarten te pakken en hele wedstrijden in het nadeel te doen laten kantelen. Grote artiesten –hoe mooi ze ook mogen zijn- playbacken. Elke werkende duizend euro geven, een leugen. Televisieschermen zijn niet zo duur om te maken en worden voor te veel geld verkocht. Van de prijs van een televisie bij een elektronicazaak kan altijd geld af. Brood wordt niet met liefde gemaakt, maar door mensen die om vijf uur in een bakker een oven bedienen en een grote mixer aanzetten. Nee, het is niet de schuld van ‘Piet de Leeuw’ paardenbiefstukkoning te Amsterdam.

Het is onze eigen schuld. Wij laten ons tussen de billetjes nemen. Ze nemen ons –de consument- in het ootje. En we staan, machteloos als Gertjan Verbeek tegenover de KNVB, te foeteren. Want het is zo makkelijk een vinger te wijzen naar. Ikzelf doe er gewoon aan mee, ik heb een abonnement bij T-mobile. Ik koop diepvriespizza’s, puur en eerlijk producten, heb een hypotheek bij de SNS bank, eet rundvlees zonder naar de afkomst te vragen, neem de trein als het noodzakelijk is, gedoog onze regering, luister naar playbackende artiesten, doe mee aan poules tijdens de Tour de France. Ik doe aan alles mee, simpelweg, omdat iedereen het doet. Vanochtend toen ik op stond, mijn abonnement heb verlengd bij mijn provider, kwam ik tot de conclusie. Ik ben net als jullie allemaal. Verontwaardigd staan we aan de zijlijn, grote ogen vol ongeloof: ‘Piet de Leeuw, biefstukkoning te Amsterdam verkoopt paardenvlees?!’

Morgen als er weer een bank valt, wordt beknibbeld op het salaris, als de telefoon een storing heeft en blijkt dat de kosten worden doorberekend, ja morgen. Dan zeggen we allemaal in koor: maar, wij zijn het slachtoffer. Want ‘wir haben es nicht gewusst.’ En via de netwerken van onze providers, laten we de wereld via twitter weten, dat wij op dat moment boodschappen gaan doen, we zullen foto’s maken van onze trotse zonen en dochters die, hun eerste ‘mini’ hebben bemachtigd, ze naïef delen op Facebook. We zullen bij het nieuws mopperen en onze zorgen uitschreeuwen en we zullen niets doen.

zaterdag 16 februari 2013

Niemands' Land

Er plakken woorden aan dagen
Aan de hoekjes wijken ze alleen iets af
Het stuk land nabij de grens is flets
Er heerst altijd iets naargeestig
Leeg misschien wel

Niemands’ land
Daar zijn bomen droef

Als je uiteinden pulkt
Geven de hoekjes soms mee
Scheur je een grote strook in
Leg je naakt – de wens te vluchten
Of door te gaan

Niemands’ land
Bladeren krassen met nerven

Pauken en slagwerk heffen een enkele boom
Wolkenpakken vol treffen zich hier
Ze slaan gade in straatverlichting
Spreken af dat dit de grens is
om klokslag twaalf uur
Danst een grenzeloos blikje bier -leeg
zijn stille vrijheidsdans
in niemands'land

woensdag 6 februari 2013

Niet de bankdirecteur

Zijn dag begint in een stroopzwembad, ingedikte koffie
klokt hij weg zonder enige smaak, giet hij voort
een blik op de tegels zien enkel eenvoud en even getallen
door twee delen levert hem bevestiging op

De voeten zijn bloot en praten patronen in de keuken
Een ochtendjas is van het stoffige beige met vegen wit
Ooit was het geheel andersom, meer als bleke huid
Zonder zonnevervuiling rond de ogen, kreukelvrij

Nagels raspen het ribbelijzer van het aanrechtblad
koffievocht uit zijn baard, zijn haren, zijn bolle vlees rond de buik
Krassen strepen rond de jeukende tepels, vergaren vuil
In halve manen zwart, maal vier,
deel maar door twee
ja!

ja, hij woont alleen