maandag 30 juli 2012

Romantiek bij de Kamer van Koophandel

Het bedrijvenpark in ’s-Hertogenbosch zuid zit er wat verlaten uit. Verscheiden etages van panden en gehele panden staan te huur. Wat mij opvalt is wel dat er mensen af en aan fietsen die haast hebben. Wat me ook opvalt is dat de omgeving schoon is, proper. Er is veel water, kunst in deze openbare ruimte en de stoepen zijn brandschoon. Ik begrijp dat wel want bij de ingang van het bedrijvenpark staat het provinciehuis. Hoogwaardigheidsbekleders uit Brabant komen hier. Nogal wiedes dat het er smetteloos uit moet zien.

Ik ben onderweg naar de Kamer van Koophandel. De bushalte buiten dit terrein was mijn eindbestemming. Nu loop ik hier. In mijn maag heerste enige onrust, en ik merk dat ik haastiger dan noodzakelijk mijn sigaret oprook. Ik kijk om mij heen, op mijn telefoon waar ik exact moet zijn en ik controleer de tijd. Ik ben ruim drie kwartier te vroeg.

Nu schijnt een inschrijving bij de KvK een formaliteit te zijn, een stemlokaal waar je naam weggestreept wordt op een lange lijst, het achteraansluiten in een lange rij bij de kassa, voorheen het nummertje trekken bij een postkantoor en het gezapige wachten. Meer is het niet. …en toch, toch loop ik sneller dan normaal. Loop meteen naar het regiokantoor, naar binnen, zeg mijn naam. Ik heb een afspraak.

Ik had voorgenomen even door de wijk te lopen, rustig mijn sigaret te roken, misschien even zitten op een bankje en nog een paar bladzijdes van mijn boek te lezen. Er is niets van terecht gekomen denk ik, als ik ga zitten aan een lange tafel.

Bij het ontwaken die ochtend had ik mij de Kamer van Koophandel voorgesteld als een log Kafkaiaans ambtenarenapparaat die in een verouderd pand hun werkzaamheden doen. De leegstaande omgeving had dit enigszins bevestigd. Het gevoel was niet zo zeer unheimlich maar meer nostalgisch. Alsof ik een decor reeds gedroomd had of ergens in een boek had gelezen van het bestaan. Nu ik aan de tafel zit –hoogglans, strakke nerf- op een stoel die ik weliswaar niet in mijn huis zou plaatsen, maar die comfort en klasse uitstraalt waarvan ik kan zeggen dat ik die niet zou kunnen betalen, zal ik alleen stellen dat de binnenkant in schril contrast staat met sfeer die buiten de muren heerst.

Ik had een vloer van linoleum verwacht, een kiezeltapijt hooguit. Stof zou bij de muren liggen, aangekoekt tussen het randje zeil dat met een stanleymes zorgvuldig afgesneden was en het laatste stukje van het witte behang. Ik had posters verwacht van postbus 51 met grote schreeuwerige teksten –eerder indoctrinatie dan informatief. Maar er is niets van dit alles, er is veel lichtval in de ruimte, er staat een koffiezetapparaat van Douwe Egberts die mij een redelijk lekkere espresso geeft. In de hal hangen vilten doeken in frisse kleuren groen en rood, goed verzorgde –en vooral- echte planten zorgen voor lange schaduwen over de gestuukte muren. Het laatste restant aan Kafka verdwijnt tot ik het repetitieve gebruik van een nietapparaat hoor.

Voor mij zie ik pagina’s getypt met een typemachine, een vrouw met een bril die gedecideerd en vlijtig stapeltjes niet. De routine is terug te horen in de ferme klappen op de hendel. Even denk ik dat alles nog fout kan gaan. De papieren worden verwisseld, mijn BSN-nummer schijnt niet overeen te komen in de papieren. De papieren, de papieren. Langzaam voel ik de handen klam worden, een lichte rilling en het roepen van mijn naam.

Ik laat mijn koffie staan en stap volgzaam achter de man aan die me riep. Iets in zijn loopje verraad een hautaine houding, het uitspreken van mijn naam klonk geforceerd vriendelijk. Ik denk kortstondig aan bloed bij de ontlasting. Waarom is een raadsel.
De man leidt mij naar een hokje. Een hokje die me een beetje doet denken aan de verhoorkamer in het politiebureau waar ik een paar uur heb gezeten om aangifte te doen van een gestolen tas. Ik neem plaats en de man begint mij dingen te vragen. Ik geef kort en kordaat antwoord en stel me zakelijk op.

Een systeem wordt geopend en de vierkante blokjes dateren nog van een tijd dat het werken met verschillende lettertype nog niet bestond. Het geheel doet me denken aan de Commodore 64. In mijn hoofd hoor ik een nietmachine, zie ik een wirwar van kamers, gangen, ruik ik stof, proef in de lucht de inkt voor het geschrift in grijze voorraadkasten. De man laat ik niets merken. Ik blijf antwoorden en kijk naar het scherm. Het tapijt onder mijn voeten nodigt uit om de schoenen uit te trekken en zachtjes mijn tenen door het hoogpolige te laten gaan. Ik ontspan.

De man stelt dat het systeem niet werkt. Ik krijg de stukken per post. De garantie komt dat ik ingeschreven zal worden op deze dag, maar dat ik morgen de stukken pas kan krijgen. Ik kan niet anders dan akkoord gaan. De zenuwen staan strak en ik merk dat ik snak naar frisse lucht en een sigaret.

Buiten loop ik door het Zuiderpark naar het centrum. Ik ben een zelfstandig ondernemer geworden, er is iets veranderd. Het doemscenario bleef beperkt.

In het Zuiderpark in Den Bosch is de nostalgie nog niet weg. Het bedrijventerrein wat ik achter mij heb gelaten is zo’n 18 jaren geleden uitgebreid tot wat het nu is, het skatepark in het zuiderpark is iets jonger. De Zuidwal, de Bethaniestraat waar ik nachten sliep of dronk, of gewoon iemand op kwam halen om te drinken, eten of voetballen. De Hinthamerstraat met De Palm.

Ik woon hier al zes jaar niet meer. In de zon loop ik als zelfstandig ondernemer uit Veghel. Ik loop hier met al mijn verhalen. De onbezonnen jeugd, waar alles in een dag gebeurde, en ’s-nachts werd herleefd. De nostalgie komt niet uit een boek wat ik reeds gelezen heb. De Kamer van Koophandel deed me denken aan mijn middelbare school, de eerste dag misschien. Waar alles fout kon gaan en ik toch ging.

Ik loop langs een huis. Te Koop.

Ik wil het hebben.

Ik gedij goed in nostalgie.

zaterdag 28 juli 2012

Door het te benoemen: weleer

Weleer van lichtekooien
Schavuiten en rekels
Maar later:
In een appartement
De vloer plakt er
Opengeklapte opgerookte
Leeggedronken
Weggevreten
Dagen

Een open verbinding
Lijntje met eten
In de stad waar willekeur
Heerst
Je draait er dagen om
Er is bestaan
De eerste laag
Is bezit
De tweede laag
Een keerzijde
Je bent er nog
Weleer!
En de vloer
De vloer die plakt.

Een inktdrop

Eigenlijk wil ik een olievlek zijn
Steeds groter verwordend
De vader, wens, drang

Anderzijds wil ik blijven kleven
Aan kleinburgerlijkheid
Stroop ziet u

Grote thema's zijn naast
Taboe; de wens der discussie
Mijn eigen repliek

Aldus discussieer ik
Overschreeuw ik
Mijzelf

Op straat loopt de angsthaas
De borst recht vooruit
Zijn haren gevouwen

Op straat loopt de tweetakt
De hink stap en sprong
vreemden zijn muren

Op straat loopt de zweter
Welriekend doch
Schichtig de ogen

Op straat loopt de eenling
Het platform zijn zak
Eender de ander

Aansteker
Telefoon
Tabak.

maandag 23 juli 2012

Nergens, toch?

Soms hoeft het niet ergens over te gaan
de hitte van de zon wordt bijzaak
aangenomen in zijn functie
het bladgroen zal ook zijn kleur
verliezen

dit alles is niet negatief
noch bezwaarlijk te noemen op
deze dag die nietszeggend
zou kunnen

zijn, is beter dan gaan
dan weet je wat je moest
verwachten
toen je ging

De zon is heet.
Het blad is groen.

verder hoeft
het niet echt ergens
over te gaan
Niet altijd.

zondag 22 juli 2012

Een tof weekeinde

“Heb je dat gezien, die enorme pracht van dat gebouw?”
Hendrik liep door Gent naast zijn vrouw. Ergens binnendoor kuierde ze, door het oude stadscentrum, rond kersttijd.

Iets dergelijks verzin je niet, dat komt later ineens terug. Het besef dat het rond kerstmis was.

“Ja, ik zag dat. Ik heb het alleen koud. Is het nog ver?” de nuchtere vrouw van Hendrik kroop tegen haar man aan. Het liep alleen zo ongemakkelijk. Ze was een stuk langer dan Hendrik en ze kon haar hoofd niet op zijn schouder leggen zonder zelf haar rug te krommen. Een pose die met deze kou, haar jas deed opstropen en de huid van haar onderrug blootstelde aan de straffe, ijskoude wind.

“Ik hou van je”,zei Hendrik in zijn euforie om deze mooie stad.
“hmm-hmmm”, bevestigde zij. “Weet jij de weg Hendrik?”
“Ja oh, we moeten hier links, rechts en dan zijn we er. Daar zat vroeger een restaurant waar je heel goed kon eten.”
“ok.”

Hendrik was twee keer eerder in Gent geweest. Eén keer in zijn jeugd en één keer in zijn adolescentie. Dronken. Dat gaf hem kennis over de stad. Niet alleen kennis maar ook een bepaalde macht over zijn vrouw. Hij kende het hier. Hij wist de sluiproutes, wist te vertellen dat de mensen hier zo aardig waren.

“Kijk hier is het, daar at ik de vorige keer dat ik hier was”, wijzend naar een oud statig gebouw, in het centrum van Gent. Aan het water, stond het groene bord van een Ierse pub.

Samen liepen ze naar binnen. Ze draaide een oud nummer van Oasis. Hendrik voelde zich hier thuis. Monter stapte hij op de dame achter de bar af en vroeg of ze een tafel beschikbaar hadden voor twee. Er was in de Ierse pub altijd even de twijfel of je iemand in het Engels aan zou spreken of in het Nederlands, maar deze vrouw was het Vlaams machtig en leidde hen een trap op, een trap op, een trap naar een achterkamer. Dit alles met frisse tegenzin van haar kuiten en dat liet ze blijken. Daar werden ze gedropt aan een tafeltje. Uitzicht op de vale gang naar de keuken, luidruchtige Hollanders aan steak met friet.

Hendrik bestelde een bier en zijn vrouw een glas droge witte wijn. Een Chardonnay. Beiden gingen ze voor de friet met steak.

Honger en een ijzige wind

De borden waren opgemaakt alsof een meisje van 7 voor de eerste keer make-up had mogen gebruiken. De borden waren niet helemaal schoon. Hetzelfde gold voor het bestek. Het vlees wat op het bord lag was taaier dan een zeemlap die te lang onder de koelkast had gelegen om het vocht tegen te houden. De serveerster sprak zo min mogelijk en het leek alsof er gewichten aan haar mondhoeken hingen.


In de keuken achter hen werd gevloekt. De tocht streelde de toch al koude nekken.

De Hollanders maakte schunnige grappen. Luidruchtig.

“Er zal een nieuwe eigenaar in zitten”.
“Denk je dat, Hendrik?”
“Ja, de vorige keer dat ik hier at, toen was het eten zo enorm lekker, het vlees smolt op de tong.”
“Ik vind het echt niet lekker en eigenlijk vind ik de bediening gewoon onbeschoft.” Ze prikte met ongenoegen in haar vlees, en draaide met haar andere hand haar glas rond. In de schittering kon je de restanten van een helrode lippenstift zien zitten.
“Misschien lieverd, vergis ik me en was het toch ergens anders.”

Hendrik had toegegeven dat het eten niet smakelijk was, hij had een taxi besteld om ze naar het Hotel terug te brengen.

Een lauwe kus voor het slapen gaan en dag twee van het weekend Gent.

“Wow, heb je dat gezien.” Het was Hendrik die zijn ongeloof over het middeleeuwse centrum van Gent niet kon onderdrukken, hij genoot met volle teugen en betrok zijn vrouw daar in. Zij knikte, en keek rond met haar eigen gedachten.

De kilte bracht hen bij een plek waar WIFI was. Foto’s werden voor de vrienden online gezet, er werd koffie gedronken en er werd opgewarmd. De bediening was onbeschoft en de koffie was oud, maar het contact met thuis –een twee uurtjes rijden verderop, was de olie om de dag door te komen. Tot dat Hendrik zei, “Het is hier zo mooi, had jij die brug gezien”

Ze had geschreeuwd tegen Hendrik, in een volle koffietent.
“Ja, Hendrik, het is hier HEMELS!”

donderdag 19 juli 2012

Hoi sociale mediamedemensen

Voor u schrijf ik de volgende
Woorden
Denk de volgende gedachte
Die ik voor me houd
Op een scherm

U bent reeds
Met zo velen
Als ik aan u
Allen denk
Wil ik geven

Niet alles wat
Ik draag
Of bied
Te hebben
Maar iets

Ik kan u
Niet allen kennen
Maar wel richten
Tot u

En zeggen.
Dat mijn
Woorden
U waard zijn

Maar het is de tijd
Die mis ik!

zaterdag 14 juli 2012

Ontbijtbundel

Ik ga een Word document openen
daar geen koffiekring op maken
dichten op zondag is geen romantiek

De ontbijtbundel ligt verspreid
Koffie staat naast hem
De sigaret diens afzuigkap

Brood ligt in de vriezer
beleg in de medicijnkast
suiker op een plank

De verlichting door grijs
met vlekken van kindervingers
en een muggenbult op die van hem

Het is een opsomming een
dergelijke ochtend in oktober
ook met de gordijnen dicht

als vlakgum verspreid
hij in eerste instantie
de koffie over zijn scherm

tracht met woorden
romantiekkweeksel
van vals sentiment

luiheid
verhult
hij.

donderdag 12 juli 2012

De dag lang en uitgestrekt
ik zou kunnen wandelen
maar de regen, de regen die tiert

Dat ik All Stars draag doet niet
af aan mijn onlust
draagt niet bij aan mijn val

Daar ik buiten door ramen
naar binnen zou kijken
en denken
dat wil ik ook

Het is wijzer binnen te blijven
te woelen door stofrest
of zoeken naar rust
weifelend te stappen naar koffie

Sigaret na Sigaret te denken
wat te doen

Buiten door de straten
schijnt de zon niet
zijn er vlezenloze dromen
van stilte
bij een ander

Waar een kachel brandt
bijvoorbeeld, of zij wel
de televisie aan hebben staan
op een zender
met ideeën

Dus ik zit hier
wit te vullen
als het blanco
van een manco dag’

dinsdag 10 juli 2012

Zijn strakke planning

'Ik ga er voor'. Elke ochtend stond hij zo op, pakte een stuk fruit van de fruitschaal, schilde, brak en at de sappige inhoud op, alvorens hij met norse ogen een pot koffie opzette en een sigaret opstak, nadat hij de restanten aan fruit van zijn handen had gespoeld onder de koude kraan. Terwijl hij naar het geluid van pruttelende koffie in wording luisterde maakte hij in zijn hoofd plannen voor de dag. De dag die voor hem lag als een strakke lijn, een horizon waar veel op gebouwd zou worden.

Als zijn hoofd wat helderder was van de zwarte olie die het smeersel voor zijn dag was, toog hij naar zijn computer en zakte neer. Hij ging beginnen. Hij opende zijn documenten en keek naar de cijfers, opende zijn mailbox en keek naar het aantal ongelezen mails en opende twitter om te kijken of er nog mensen waren geweest die aan hem hadden gedacht.

Zijn oksels begonnen klammig te worden bij de eerste twee e-mails. Hij moest ze kort en zakelijk beantwoorden, maar uitstellen was wat makkelijker. Zo geschiedde. Het vochtgehalte in zijn oksels nam toe en de geur kwam hem tegemoet. Nogmaals zei hij er voor te gaan. Eerst uiteraard stak hij een sigaret op schonk een kop koffie vol en roerde er suiker in. Weer de zetel.

Muziek zo dacht hij, zou me in de stemming brengen. Het bladeren tussen de mappen door bracht geen rust, maar gaf hem een kortstondig gevoel van voldoening, alsof je kijkt naar je nieuw ingerichte boekenkast. Het bezit was de sleutel. Hij koos iets uit wat hij niet vaak luisterde, klikte op play en schroefde het volume wat neerwaarts. De e-mails.

Het tabblad verder werd aangeklikt en het nieuws werd doorgenomen op een willekeurige nieuwssite.

Het andere tabblad toonde tweets.

Hij zou er niet aan toegeven en zette het volume wat harder.

Hij beantwoorde een e-mail.

Stak een sigaret op.

Dronk wederom koffie.

In zijn hoofd waren de plannen vervaagd, er was te veel ruimte, geen limieten lagen er. Hij kon de playstation aanzetten, de televisie, hij kon wat lezen en de laatste twee afleveringen van Game of Thrones aanzetten zodat hij daarna niets meer had om te kijken –de complete serie The Killing daargelaten.

Hij liep naar het toilet, stapte op duplo, kermde van de pijn.
Zijn vrouw belde om drie uur. Hij had nog niet geluncht.

In de avond werden rekeningen naast elkaar gelegd. De zoon moest weldra naar een school.

Hij nam zich voor. Morgen ga ik aan de slag.

vrijdag 6 juli 2012

Easter Egg

Een easter egg of paasei is een grap of een verborgen boodschap die in een computerprogramma, een film, een website, een computerspel, een dvd, een cd (hidden track), een plaatje of een boek verwerkt is. Net als bij echte paaseieren zitten deze snufjes verborgen en moet ernaar gezocht worden. (bron Wikipedia)

Maar hoe zit dat in het echte leven? Zou het bijvoorbeeld mogelijk kunnen zijn dat ik een easter egg ben, een grapje van iemand, geplaatst op een plek waarvandaan ik niet mag opvallen. Geplaatst in het leven zelf, daar voor uw vermaak als u me vindt. Mij links laten liggen, omdat de vondst slechts uw doel was.

Dat alleen ik in de veronderstelling ben dat de camera’s op mij gericht zijn, om de beste shots van me te maken, de muziek die gecomponeerd wordt voor mijn Soundtrack of Life; dat ik iemand ben die de blikken van andere probeer te vangen met zelfspot en het bespottelijk maken van het leven zelf; de tragiek en eenzaamheid die ik wil beschrijven. Kan het zijn dat ik me dat inbeeld.

Nee toch?

Want ik ben een individu, weliswaar een einzelgänger die zich overal kortstondig thuis kan voelen, maar nooit onzichtbaar voor het blote oog, toch?

Ik twijfel.

Hoe meer ik nadenk over het begrip Easter Egg, het gebbetje van de regisseur, de schrijver, de band die met hun hidden-track nog even het hele conceptalbum onderuit haalt, hoe meer ik me bedenk, dat ik niet meer ben dan een in het leven verstopt alledaags dingetje, die menigeen niet opzal vallen.

Natuurlijk zijn er mensen die er prat op gaan mij te vinden, maar als ik al zei, als ik gevonden ben is de lol er af. Men zal niet gaan wijzen naar derden en zeggen daar zit hij. Daar zit het verstopte paasei des levens. Want van dat leven krijg je niet zomaar een program, er moeten dingen geheim blijven. Tenzij de ander ook een paasei is zonder dat door te hebben. Dit paasei blij om zijn vinger te wijzen en te zeggen ik vond het paasei. Zie mij hier, ik kwam uit. Ik val op. Ik ben.

Het is de mens en zijn hang naar aandacht. Wij zijn in eerste instantie allen verstopt, als ei of als boom in een bos.

Omdat wij met zo velen zijn valt het verstoppen niet meer op.

Dus als u ben ik ook een paasei.
Lijkt mij.

Als je doordenkt, zijn wij dus ook het gevonden Higgs-Deeltje, en dat…
Dat is dan weer groots.



donderdag 5 juli 2012

Dit is mijn dank!

Dit is mijn dank

Het is mijn ongeloof die mij de ogen opent
Purper klopt daarachter
Het houten hoofd geheven en trots

Waar zwevende aardbeien, blokhout, bruggen bouwt
De tapijten aanstipt
Waar des Doolhof Cehavé, uw koninkrijk

Waar wandelend trots zwelt en aanhoudt
De bomen passeert
Waar ik beviel uit uw slokdarm en spraak kreeg

Waar lampen nooit kappen met schijnen
Haar insteek en af laten gaan

Als kolonie van mieren uw schouwers
-aan noten, genot en uw smaak

Waar ieder een ander bevlekte

Daar grootsheid mij nu overstijgt
Waande ik me in elders

Water of vliegend of zo
Het was zonder schroom euforisch

En jij maakt dat gewoon.

Dus dit.
Dit is mijn dank.

woensdag 4 juli 2012

Hoe fijn (denk ik)

Nu de energie terug is in mijn lijf, en ik met een open deur clichés binnen hark, kan ik mij er eindelijk toe zetten het geluid van de fluitende vogels buiten te sluiten en mij in zijn geheel niet te storen aan de spelende kinderen, die dwars door mijn concentratie heen schreeuwen. Kortom ben ik een onvermurwbaar blok graniet die zich gaat kwijten aan zijn doel.

Maar welk doel?

Inmiddels ben ik stadsdichter van Veghel geworden, heb ik een enkel artikel geschreven voor een krant die tot nu toe niet is verschenen, werk ik aan mijn manuscript en vermaak u –naar ik hoop- regelmatig met kleine stukjes die ik voor u post. Ik werk aan mijn site, die vorm krijgt. Kortom vind ik van mijzelf dat ik mijzelf nuttig maak. Ik werk hard op de dagen dat ik thuis ben, probeer attent te zijn en u allen te voorzien van genoeg informatie met betrekking tot mij als persoon, als u ook de aandacht te geven die u verdient. Het is een druk bestaan. In mijn eentje.

Ik geniet daar van, met volle teugen.

Maar het doel op zich, ik weet het niet. Ik denk dat er geen doel is, dat alle middelen ingezet worden zonder een doel. Een befaamd schrijver, erkenning? Goed ik houd van de aandacht, ik zal de eerste zijn die dat toegeeft. Maar of dat het doel is weet ik niet. Ik denk dat ik iets neer wil gaan zetten waar ik trots op kan zijn. Waarvan ik kan stellen en zeggen dat heb ik bereikt. Toch, ik ben nu stadsdichter, daarmee zou ik kunnen zeggen dat ik er al ben. Daarmee zou ik stellen, goed doel bereikt.

Maar bah-ah…

Ik wil meer, ik wil….. en dat weet ik juist niet. Ik weet dat bij de interviews die ik naar aanleiding van mijn uitverkiezing heb gegeven hakkelde en struikelde over mijn woorden, ik wist niet precies wat te zeggen, wat er nu van mij verwacht wordt. Ja, ik heb tal van ideeën. Ik wil een soort poëzie-avond gaan organiseren, gelijkend op Literanita in Amsterdam. Dat ben ik mijn gemeente schuldig. Ik zal daar weldra voor gaan plannen, gesprekken gaan voeren, en kijken wat een man als ik kan betekenen voor deze gemeente. Nog wil ik meer.

Dus hier aan mijn schrijftafel, met mijn sigaret en koude koffie, praat ik mijzelf al schrijvend groter dan ik ben. Treed buiten mijzelf en aanschouw. Ik zie een jongen met een grijze ochtendjas, grijzend haar, gebukt over een toetsenbord.

Hij schrijft.
Zonder doel.
Omdat dat moet.